November 2022
Jarenlang maakte Reuselnaar Harrie Coppens (74) fietsreizen over de hele wereld. Hij legde daarbij niet alleen vele kilometers af, maar verkende ook zijn grenzen. Door zijn avonturen te vertellen wilde hij graag anderen inspireren om dat ook te doen. Maar nu hij de gevreesde ziekte ALS onder de leden heeft, is terugkijken op die mooie reizen het enige wat hij nog kan doen. In een serie verhalen neemt hij de lezer mee terug naar zijn avonturen.
deel 24 Myanmar (2017)
Fietsen in Myanmar (Birma), het gouden land.
“MINGALABA, (hallo) hoor ik kinderen vanuit een hutje roepen.
Mingalaba roepen wij terug. We zullen dit tijdens deze fietstocht nog vaak horen.
Wij, Henk Lamers en Harrie Coppens, zijn gisteren vanuit Amsterdam via Dubai in Yangon aangekomen, de grootste stad van Myanmar met 5,2 miljoen inwoners.
Myanmar, dat voorheen Birma heette, kende ik vooral van de beruchte dodenspoorlijn die de gevangenen van Japanners tijdens de oorlog gedwongen moesten aanleggen onder erbarmelijke omstandigheden. Tijdens deze aanleg stierven er gemiddeld 75 arbeiders per dag aan uitputting, ziekte en ondervoeding. Hierbij hebben destijds 15.000 gevangenen het leven gelaten waaronder 3.000 Nederlanders.
Myanmar wordt het gouden land genoemd vanwege de vele duizenden tempels, pagodes en stupa’s. Vandaag gaan we de grootste Pagode van het land bezoeken, namelijk de 2500 jaar oude Swedagon Pagode. Deze kegelvormige 98 meter hoge pagode bestaat uit 50.000 kilo bladgoud
waarvan de bovenkant is ingelegd met 4.531 diamanten en waarvan de grootste 72 karaat is. Dit is de meest heilige en indrukwekkende Boeddhistische plaats voor de bevolking van Myanmar. Ook is het is één van de wonderen van de religieuze wereld. We kijken onze ogen uit, het is werkelijk niet te beschrijven wat voor schoonheid dit is. De vele tempels en torentjes met een laagje bladgoud is zo overweldigend dat we er niet op uitgekeken raken. En dan zijn er natuurlijk ook nog de honderden Boeddhabeelden van zeer klein tot acht meter hoog. Ook zien we water gieten over de schouders van Boeddhabeelden door monniken, het aanbieden en offeren van geld, bloemen en fruit maar ook het aanbidden en mediteren. Allemaal om er in een volgend leven beter van te worden. We wandelen hier uren op blote voeten rond, maar het lopen in de zon op bloedhete tegels is niet altijd even fijn. De Sule Pagode midden in het centrum is iets kleiner maar ook uitgerust met veel gouden ornamenten en overal Boeddhabeelden, met als hoogtepunt de gouden toren die volledig is bedekt met bladgoud.In het centrum van Yangon mag je niet fietsen of brommer rijden, dus zie je dat ook niemand doen. Maar aangezien ons hotel in het centrum ligt doen we maar net of we dit niet weten en fietsen de volgende dag vrolijk het centrum uit om de omgeving te gaan verkennen. De bedoeling was om naar het toeristenplaatsje Bago te gaan maar omdat we per abuis uitkomen op een kilometerslange zandweg halen we dit vandaag niet meer. Wel zien we in deze uitgestrekte vlakte alleen maar hutjes waarvan de wanden bestaan uit gevlochten bamboematten en een dak dat is gemaakt is van bananenbladeren. “Mingalaba”! Dat wordt er dan weer wel geroepen. Hier blijkt dat het verschil tussen rijk en arm zeer groot is. Via een talud klauteren we naar de verharde weg wat een autoweg blijkt te zijn. Gelukkig kunnen we langs de tolpoortjes fietsen maar moeten ons daarna haasten om voor donker weer terug te zijn. Gisteren geïnformeerd om de trein naar Mandalay te nemen waar straks de eigenlijke fietstocht begint. De trein blijkt al dagenlang te zijn volgeboekt zodat we een kaartje kopen om overmorgen met de bus naar Mandalay, 700 kilometer verder te kunnen reizen. Fietsen is geen optie omdat het op dit traject niet mag.
Op zaterdag 7 januari gaan we eerst nog de Bogyoke market bezoeken. Je hebt de Old Bogyoke market, deze is voor de plaatselijke bevolking en loopt door de straten en je hebt de New Bogyoke market die voor toeristen is en in een immens groot gebouw is ondergebracht. Bijzonder om hier tussen te lopen. Er wordt van alles aangeboden maar ook wordt hier kleding gemaakt met zeer oude trapnaaimachines zonder motor uit grootmoeders tijd. Door de toenemende welvaart en doordat de beperkingen op de import zijn opgeheven komen er per maand 10.000 auto’s bij in Yangon en daar zijn de wegen niet op berekend met gevolg een enorme drukte in deze stad. De auto’s rijden hier rechts maar vaak zit het stuur ook rechts. Meteen nadat de Engelse bezetters het land in 1947 hadden verlaten werden alle Engelse gebruiken zoals links rijden teruggedraaid en werd er weer rechts gereden. Maar alle auto’s hadden het stuur rechts zitten, zo ook nu nog in de nieuw geïmporteerde auto’s. Volgens mij uitermate lastig bij het inhalen maar wat voor ons niet zo leuk is, dat ook de uitlaat van vrachtwagens rechts zit waarbij de uitstoot hiervan bij ons in het gezicht wordt geblazen. Van een roetfilter hebben ze hier nog nooit gehoord. Op zondagmorgen fietsen we om 6.30 uur het centrum uit op weg naar het busstation 20 km verder. Na een lange busreis met enkele stops arriveren we om 20.00 uur bij het hotel in Mandalay. Hier ontmoeten we Henk van Steensel die enkele weken voor ons vertrek had besloten om alsnog mee te gaan en rechtstreeks naar Mandalay was gevlogen.
De volgende dag gaan we Mandalay Hill beklimmen. De 1724 treden kan je op blote voeten beklimmen maar dat doen wij natuurlijk met de fiets. Het is een klein steil zigzagpad maar zonder bagage lukt dit wel. Boven bezoeken we een mooi tempelcomplex, met een prachtig uitzicht over Mandalay. Daarna gaan we het schitterende, ‘The Mandalay Royal Palace’ bezoeken. Als we de volgende dag via kleine drukke weggetjes de stad verlaten horen we om ons heen het geratel van weefgetouwen. We nemen een kijkje en zien dat ze hier met zeer oude houten machines geweldig mooie producten kunnen weven. Vooral kleurrijke sjaals en longyis. Een longyi is een omslagdoek, soort rok of sarong, dat bijna alle vrouwen en mannen om het middel dragen en is gemaakt van zijde of katoen. Er wordt verteld dat de mannen er niets onderdragen maar dat hebben we niet gecontroleerd. Wel zien we regelmatig mannen in gehurkte houding langs de kant van de weg plassen dus… Even na tien uur rijden we Amarapura binnen. Hier is een heel groot klooster waar de monniken dagelijks om 10.30 uur gaan eten. Bijzonder is dat hun eten wordt betaald uit giften en donaties. Gedisciplineerd staan er meer dan 1.000 monniken, groot en klein met een bedelnap (pannetje voor voedsel) in een lange rij en wachten op rijst. Met een gevulde bedelnap zoeken ze allemaal hun eigen plek en wachten tot iedereen zijn eten heeft. Stil en nagenoeg zonder geluid wachten ze allemaal heel geduldig tot ze kunnen gaan eten. Voor monniken de enige maaltijd per dag. Na een half uurtje fietsen zien we de wereldberoemde U-Bein brug. De langste teakhouten brug (1.2 km) ter wereld. We mogen niet over de brug fietsen dus lopen we over de brug naar de andere kant om vervolgens met toeristen en monniken weer terug te lopen. Even daarna steken we via de Ava brug de Irrawaddy rivier over wat de grootste rivier van Birma is en loopt van China naar India. Vervolgens gaan we in Sagaing op zoek naar een hotel. Het is even na de middag maar de volgende locatie om te overnachten is te ver weg, dus dat gaan we niet redden. Sagaing is een plaats met 500 stupa’s en nog meer kloosters, bewoond door 6.000 monniken. Met de fiets gaan we ’s middags de steile weg op naar Sagaing Hill om de prachtige Sun-U-Ponnya-Shin-pagode met rijen vol mooie goudkleurige Boeddha’s te bekijken. Boven is er een prachtig uitzicht op de pagodes van Sagaing. Het zijn er meer dan we kunnen tellen. Als we ’s morgens klaar staan om te vertrekken zien we een Nederlands stel dat ook met de fiets dezelfde route maakt als wij en die we al op Schiphol en Yangon zagen. Na een praatje gaan we op weg naar Monywa, 125 km verder. Even voor Monywa zien we van veraf al de staande Boeddha. De Laykyun Sekkyar Standing Buddha is met 129 meter het op één na grootste Boeddhabeeld ter wereld. Nu we dichterbij komen zien we pas echt wat voor duizelingwekkende hoogte het beeld heeft. Binnen staan een half miljoen Boeddhabeelden en beeldjes. Even verderop is er een liggende Boeddha van 95 meter. Ook wordt er gewerkt aan een enorme zittende Boeddha, het gezicht is klaar maar de rest staat nog in de (bamboe) steigers.
Onderweg naar de beelden zie je alleen maar Bodhibomen. Bodhi Tataung betekend Bodhi drieduizend, wat verwijst naar de duizenden bodhibomen (banayanbomen). Er zijn 9.000 bomen geplant waarbij onder elke boom een Boeddhabeeld staat. Zover als we kijken zien we overal deze beelden die allen in de richting van de staande Boeddha staan opgesteld. Ongelooflijk.
Bijna alle vrouwen, maar ook veel mannen die we onderweg zien, hebben een wit goedje op de wangen. Het blijkt thanaka te zijn, een geelwitte crème die veel vrouwen in Myanmar dragen in hun gezicht of op hun armen. De crème wordt gemaakt van de gemalen schors van verschillende bomen en wordt gedragen ter bescherming tegen de hydraterende effecten van zonlicht. De manier van opbrengen kan variëren van een eenvoudige ronde vlek op elke wang, tot meer ingewikkelde patronen met behulp van stencils van bladeren. Behalve de cosmetische en zonblokkerende eigenschappen van thanaka, wordt ook verondersteld dat het acne kan genezen. Volgens mij is dit het enige land waar dit wordt gedaan. Ook ik moet eraan geloven als we onderweg even een drinkstop maken waarbij een man juist het goedje op zijn wangen aanbrengt en aan mij vraagt of ik er ook gebruik van wil maken. Hilariteit alom, vooral onder de jonge dames.
We rijden over een lange rechte weg en zien veel ossenwagens, alsof hier de tijd heeft stilgestaan. Naast de weg is een karspoor waar ruimte is voor dit langzame transport op ‘hoogkar’ wielen. Even verderop komt er een groepje olifanten aangewandeld, ook heel bijzonder om te zien.
We arriveren eerder dan gedacht in Nyaung-U, een dorpje even voor de toeristische plaats van het land, Bagan. ’s Middags fietsen we even ter verkenning naar Old- en New Bagan 8 km verder.
De volgende dag nemen we een rustdag om Bagan te bekijken. Bagan is betoverend, hier staan de meeste Boeddhistische tempels, ruines en stoepa’s ter wereld. Er zijn ruim 4400 tempels, kloosters, stupa’s en pagodes in een gebied van 42 vierkante kilometer. Voor alle duidelijkheid: een stupa of pagode heeft een ronde of cilindrische vorm en een tempel is meer vierkant. In een pagode ligt meestal een heilig relikwie verborgen en de tempels werden en worden nog steeds gebruikt om te mediteren. In Bagan zijn heel veel oude tempels te zien van vele eeuwen oud. Sommige kun je beklimmen. Andere kun je alleen van binnen bekijken, dan kom je bij een beeld van Boeddha. Meestal zittend, maar ook staand komt voor. De meeste tempels zijn van binnen vierkant en kun je door de gangen een rondje lopen. Op elke zijde zit of staat dan weer een gelijkende Boeddha. Als je dan boven op de tempel staat heb je een geweldig uitzicht op al die tempels en pagodes. Zover je kijken kunt zie je deze eeuwen oude gebouwen. Soms staan ze slechts enkele meters van elkaar. De Shwezigon Paya mogen we in fietskleding niet betreden waardoor we een longyi aanschaffen. Met deze omslagdoek zijn de benen niet te zien en kunnen we op blote voeten verder lopen. De vier enorme bronzen Boeddha’s van de preboeddhistische tijden zijn slechts een onderdeel van dit geheel. Ook de witte Shwesandaw Paya uit 1057 is een bezoek meer dan waard. Na het bezoek van het imposante voormalig koninklijk paleis, fietsen we verder naar de kolossale stadsmuren van Old Bagan om ons nog meer te verbazen. Rond 1100 was Bagan met 13.000(!) tempels het grootste religieuze centrum van Zuidoost-Azië.
We laten de tempels achter ons en fietsen de volgende dag richting Popa. We kunnen er maar niet aan wennen dat veel mannen kauwen op betelnootbladeren wat hun lippen en tanden roodbruin maakt. Een vieze, verslavende en tevens gevaarlijke gewoonte van het kauwen van betel quid. Het begon direct al in de taxi van het vliegveld op weg naar ons hotel in Yangon. De chauffeur had een bolle wang en was continue iets aan het kauwen. Toen we stonden te wachten voor het stoplicht draaide hij het raampje open en spuugde een flinke straal rood spul naar buiten. Vervolgens begon hij direct weer flink door te kauwen en later nog een paar keer te spugen. Op straat zie je dan ook vaak de rode vlekken afkomstig van het spugen. Fervente gebruikers zijn te herkennen aan de rode tanden en mond. Wij vinden het er erg vies uitzien en het stinkt ook nogal. Als je iemand ziet met een stralend setje witte tanden is dat bijzonder. Bijna op elke straathoek staat wel een klein kraampje dat de pakketjes maakt en verkoopt. De ingrediënten bestaande uit gebluste kalkpasta en een scala aan kruiden en vullingen die worden gemengd op het blad. Het blad wordt vervolgens zorgvuldig gevouwen tot een klein pakket en ingesloten in een klein plastic zakje. In je mond breekt de kalk de ingrediënten snel af, waardoor je een aangenaam maar bitter munt-achtige smaak proeft.
Ondanks dat Popa een toeristische plaats is zijn we de enige gasten in het splinternieuwe luxe hotel. Een tiental medewerkers staan voor ons klaar omdat ze anders helemaal niets te doen hebben. We mogen zelf de tassen niet van de fiets halen om naar de kamer te brengen maar ook worden steevast alle deuren voor ons geopend. Volgens ons ietwat overdreven. De volgende dag hebben we een rustdag om de Mount Popa te beklimmen. We dachten dit met de fiets te gaan doen maar dat gaat niet lukken. Boven op de rots van Popa staat een Boeddhistisch tempelcomplex. Met blote voeten klimmen we via 777 treden naar boven. Onderweg moeten we opletten voor brutale apen die het voorzien hebben op alles wat eetbaar is. Zelf zag ik dat één van deze apen naar een man sprong om wat hij in zijn hand had te ontfrutselen. Hevig geschrokken liet de man los waarna de aap er met het etenswaar vandoor ging. Boven op de rots staan weer talloze pagodes met ontzettend veel Boeddhabeelden, de ene nog groter dan de ander. Vanaf deze hoogte hebben we een geweldig uitzicht over het landschap met de vele tempels. Heel uniek.
Op weg naar Meiktila zien we de andere dag een lijkverbranding even naast de weg. Met familieleden wordt er op deze manier afscheid van hun dierbare genomen. Meestal rijden we langzaam door de dorpjes om te kunnen zien wat zich daar zoal afspeelt. Er is ontzettend veel te zien zoals het vlechten van bamboematten en het maken van kasten maar ook veel siersmeedwerk wat daarna wordt verchroomd. Alles gebeurt langs de weg maar ook buiten het dorp wordt er hard gewerkt. Op een primitieve manier wordt er aan de weg gewerkt. Ik zie een vrouw haar mandje zand in een kuiltje van de zandweg gooien en het daarna met haar blote voeten gladstrijken. Een stukje verderop vult een vrouw een mandje met grind en geeft het door aan een andere vrouw die daarmee naar de weg loopt om het vervolgens aan weer een ander door te geven die het op de juist geasfalteerde weg uitspreidt. Allemaal op teenslippers. In Meiktila besluiten we om door te fietsen naar Thazi omdat het morgen een zware klimtocht wordt. Vandaag was het met 145 km de langste route tot dusver.
De eerste 22 km van vandaag naar Kalaw zijn nog vlak, daarna wordt het een heuvellandschap en komen we langs veel bamboehutten met rieten daken. De weg slingert zich door de heuvels langs kleine boerendorpjes. We horen op afstand al geluiden en muziek uit luidsprekers. Als we dichterbij komen zien we aan weerszijden van de weg dames staan die met schaaltjes rammelen om geld in te zamelen voor een pagode met Boedha. Omdat papieren geld geen geluid maakt hebben ze er ook steentjes bij gedaan. Ook wij doneren wat maar dat kan natuurlijk niet elke keer. We komen langs teakplantages en natuurlijk langs veel mooie pagodes. De laatste 30 km gaan van 260 meter naar 1320 meter. Het is tot nog toe de zwaarste etappe maar wel één van de mooiste.
Vandaag fietsen we naar Nyaungshwe, 67 km verder. Nyaungshwe ligt aan het beroemde Inle Lake. Het meer van 22 km lang en 11 km breed is gelegen op 900 meter boven zeeniveau en is het terrein van een autonoom volk, de Intha. In 17 dorpen op palen op het Inle Lake verbouwen de verschillende stammen groenten op drijvende tuinen. De vissers van het Inle Lake zijn wereldberoemd, omdat de omstandigheden hen hebben geleerd om met één been te peddelen. Ze staan op het puntje van hun gondel en gebruiken één roeispaan. Met één been bewegen ze de roeispaan en ze woelen meteen de grond om, zodat de vissen gaan bewegen en worden gevangen in de grote korf die ze met hun handen binnenhalen. Heel bijzonder om te zien.
Alle toeristen die hier komen gaan met motorbootjes het meer op om naar de vissers en tal van oude ambachten in de dorpjes te gaan kijken. Omdat de Henkies hier geen zin in hebben huur ik een motorbootje met een 2koppige bemanning en ga het meer op. We meren steeds af bij allerlei huisvlijt en ik krijg een privérondleiding bij een zilversmid, dames die Birmese sigaren maken, een botenbouwer, een weverij, een smederij en bij de zogenaamde longnecks die achter een weefgetouw zitten. Dat zijn vrouwen die metalen ringen om hun nek dragen en ook om hun polsen en net onder de knie. Deze Karenvrouwen dragen al vanaf het vijfde jaar vijf koperen ringen om hun nek. Naar mate de vrouwen ouder worden, komen er steeds meer koperen ringen bij. En zo lijkt de nek steeds langer te worden. Vandaar de naam, Longnecks. Je zou denken dat daardoor de nek steeds wordt uitgerekt, maar het zijn juist de schouders die naar beneden gedrukt worden. De ringen zijn een onderdeel van het leven van de vrouwen, en worden dus nooit afgedaan. Telkens als ik aangeef dat ik het wel gezien heb stappen we weer in het bootje en varen naar een andere bezienswaardigheid. Midden in het meer ligt een grote pagode die beroemd is om zijn Boeddhabeelden. Dit keer geen metershoge beelden maar vijf onooglijke klompen goud van circa 70 cm hoog. Hier worden zoveel blaadjes goud op geplakt dat je niet meer kunt zien dat het Boeddha’s zijn. Het is zondag 22 januari als we 86 km terugfietsen om weer op de route te komen. Ook hier zien we weer veel ossenwagens met grote houten wielen en altijd een span van twee ossen. Er wordt van alles mee getransporteerd. Als we na 107 km Pindaya binnenkomen zien we aan de overkant van het meer ontzettend veel gouden tempels en pagodes schitteren in de zon. Bij het meer zien we dames zichzelf wassen met kleding aan zodat beide wasjes in één keer geklaard worden. Vervolgens wordt er een gewaad over alles heen getrokken en laat men het onderste gewassen kledingstuk zakken. Zo simpel gaat dat hier. Pindaya is het leefgebied van de Taung-yo bevolking en andere bergvolken en ligt op ca. 1160 m hoogte. Op zo’n 1.5 km buiten het dorp ligt de grootste attractie van dit dorpje, de grottempel waar duizenden Boeddhabeelden te bewonderen zijn.
De vele beelden zijn gemaakt van materialen als goud, hout, marmer of steen en variëren in maat van heel groot tot heel klein. Het is werkelijk een waar schouwspel voor het oog. De beelden worden hier al verzameld sinds de 11e eeuw, de grotten zelf zijn echter al miljoenen jaren oud. Bij de ingang van de grotten bevindt zich de Shwe U min Paya pagode, oftewel de gouden grotpagode. De grotten lopen daar achter nog zo’n 150 meter door en in de uitgestrekte galerijen, maar ook in alle hoekjes en gaatjes is nog wel plaats gevonden voor een Boeddhabeeld. Door de aanwezigheid van deze vele Boeddha’s, volgens de laatste schattingen zo’n 9000 beelden, is de Pindaya grottempel een ware attractie geworden, niet alleen voor toeristen, maar ook voor de Birmezen zelf. ’s Middags fiets ik naar ‘U Ohn Khein Umbrella’, de oudste parasolmaker van deze streek. Zodra ik mijn fiets heb weggezet en interesse toon moet ik meteen gaan zitten voor een kop thee met nootjes, ik mag niet weigeren. Er wordt volgens een bepaalt procedé Shan-papier gemaakt. Maar om zo’n (dubbele) parasol te maken komt er toch heel wat vakmanschap bij kijken. Ze zijn met vele kleuren en motieven uitgevoerd, schitterend om te zien. Jammer dat de anderen geen interesse hadden.
We moeten de volgende dag weer zo’n 20 km terugfietsen waarbij we tijdens één van de beklimmingen Henk v S. voorbij zien vliegen. Hij hangt aan een vrachtwagentje waardoor we hem het eerste half uur niet meer gaan zien. “Anders hadden jullie boven te lang op mij moeten wachten” was zijn argument. De laadbakken van vrachtwagentjes zitten ’s morgens vol met dames die naar het werk gaan op het land. Allemaal hebben ze een bamboe hoedje op tegen de felle zon. Maar er zijn er ook die hele stukken te voet gaan voordat ze op het werk zijn. Wel zijn alle wangen voorzien van het witte goedje, thanaka. Het wordt bergachtig met enkele pittige beklimmingen van 6 km, maar gelukkig wordt er hard gewerkt aan het wegdek waardoor er al vele goede wegen zijn aangelegd. Bij aankomst in Ywa Ngan blijkt er een ontzettend grote markt te zijn. Als blijkt dat de mensen van heinde en ver komen moet er iets bijzonders aan de hand zijn. Het is een driedaags festival waarbij mensen uit 585 (!) naburige dorpen en gehuchten hier bijeenkomen voor de markt maar vooral voor het optreden van bekende zangers en zangeressen. We raken in gesprek met een zakenman en moeten ’s avonds bij hem thuis komen eten. Hoewel de familie in een groot huis woont wordt de maaltijd in een hutje op open vuur zonder schoorsteen klaargemaakt. Juist als we het benauwd krijgen van de rook mogen de schoenen weer aan om buiten bij kaarslicht te gaan eten. Na het eten gaan we onder begeleiding naar het dorp. Het is een drukte van jewelste. Na een uur mogen we tussen duizenden mensen aanschuiven om met ons vijven plaats te nemen op het matje waarop ons gereserveerde nummer staat. Als het later wat koeler wordt worden er dekens voor ons gebracht. De dansen zijn gebaseerd op Japanse stijl maar de verlichtingseffecten zijn echt fenomenaal. Met het smoesje dat we morgen nog een zware rit voor de boeg hebben kunnen we om 23.30 uur het festival verlaten.
Om 6.30 uur gaat zoals gebruikelijk de wekker zodat we om 7.00 uur kunnen ontbijten. We rijden door een wat verlaten gebied tussen de heuvels. Na wat beklimmingen volgt een 25 km afdaling. Op sommige plaatsen, maar vooral in de bochten ligt er vaak los zand. Op zich niet zo erg maar als er dan vrachtwagens passeren werpt dat zoveel zand op dat je soms letterlijk geen hand voor ogen ziet en moet stoppen tot de lucht is opgetrokken. Ook het zand bij de wegwerkzaamheden stuift vaak hoog op. Er is totaal geen zicht meer op GPS, km teller en horloge. Tijdens het wassen van de kleding ’s avonds blijkt pas hoeveel zand we hebben opgevangen. Na 88 km bereiken we Kyaukse en vinden een leuk hotelletje. Henk v. S. regelt ’s avonds laat nog dat de fietsen de volgende ochtend gewassen en schoon zijn. Deze mensen verdienen er graag enkele Kyats bij.
Vandaag gaat de etappe weer terug naar het begin van de route in Mandalay. Deze route is aanmerkelijk korter dan verwacht waardoor we even na de middag weer terug zijn. Henk v. S. gaat zijn fiets inpakken omdat hij zijn terugvlucht naar Bangkok heeft vervroegd en bij deze tussenstop nog enkele dagen bij kennissen wil verblijven.
Samen met Henk L. fiets ik de volgende dag naar de toeristische plaats Pyin Oo Lwin 75 km verder.
Na een tijdje blijkt dat dit geen goede keuze is. Het is een drukke hoofdweg met ontzettend veel vrachtwagens die in de beklimming veel roet in je gezicht blazen. Na 20 km begint de klim die van 75- naar 1103 meter hoogte gaat. We stoppen aan het begin van de klim. Wat te doen, verder of omdraaien. We besluiten voorlopig verder te gaan al blijft het gevaarlijk op deze weg. Gelukkig is het wegdek goed en het laatste stuk heuvelachtig. Het laatste gedeelte van de route gaat langs olifanten- en Boeddhabeelden, koffieplantages en sinaasappelboomgaarden. We vinden een geschikt hotel en Henk is goed in het afdingen van de prijs. Unieke paardenkoetsen en Britse koloniale huizen onderscheiden Pyin Oo Lwin van andere steden in Myanmar. Maar ook de Maha
Ant Htoo Kan Thar Pagode is uniek.
Zo lastig als de beklimming gisteren was zo makkelijk is vandaag de afdaling naar Mandalay.Als we ’s middags over de markt lopen in de stad blijkt dat er deze week het Chinese Nieuwjaar wordt gevierd. De levensgrote draken bezoeken onder een hoop lawaai van trommels en deksels de winkels. De mensen die onder de draken lopen beelden met hun manier van bewegen echte draken uit. Toch leuk om te zien. Enkele dagen geleden al treinkaartjes gekocht om met de nachttrein naar Yangon te reizen maar helaas waren alle slaapcabines al bezet. Maar de ‘upper class’ stoelen zijn perfect en kunnen in slaapstand worden gezet, dat scheelt dan weer. De fietsen worden op zakken rijst gelegd en kunnen in dezelfde trein mee. Als de trein om 17.00 uur vertrekt is het nog bloedheet, maar wanneer de raampjes tijdens de nachtelijke rit openblijven valt dat weer mee. We zagen de afgelopen weken al veel plastic en ander straatvuil langs de weg liggen maar dat is ook niet zo verwonderlijk als we zien dat de Birmezen ook vanuit de trein, alle afval naar buiten gooien. De fietstassen leggen we boven in het rek omdat we regelmatig muizen door de trein zien rennen. Na 15,5 uur stopt de boemeltrein in Yangon vanwaar we naar het hotel fietsen waar we vier weken geleden ook al waren. Gelukkig staan de fietsdozen er nog, zodat we overmorgen zonder problemen de terugvlucht kunnen aanvangen.
Gouden tempels die blinken in het zonlicht, boeddhistische monniken in rode gewaden, drukke markten en akkers vol rode pepers: Myanmar is misschien wel het meest authentieke land van Zuidoost-Azië.
Dit land dat nog niet zo lang geleden haar grenzen geopend heeft voor toeristen, heeft op veel reizigers een bijna magische aantrekkingskracht.
Ook ik was nieuwsgierig en wilde graag ervaren hoe het is om te fietsen in een land dat jarenlang afgesloten is geweest van de buitenwereld. Het toerisme heeft de laatste jaren een enorme vlucht genomen dus als je nog iets van het authentieke Myanmar wil zien, moet je snel zijn.”