November 2022

Jarenlang maakte Reuselnaar Harrie Coppens (74) fietsreizen over de hele wereld. Hij legde daarbij niet alleen vele kilometers af, maar verkende ook zijn grenzen. Door zijn avonturen te vertellen wilde hij graag anderen inspireren om dat ook te doen. Maar nu hij de gevreesde ziekte ALS onder de leden heeft, is terugkijken op die mooie reizen het enige wat hij nog kan doen. In een serie verhalen neemt hij de lezer mee terug naar zijn avonturen.

deel 13 Indonesië (2011)


VanBali tot Lombok en van Sumbawa tot Flores.
Hati-Hati (voorzichtig) waarschuwt Paulien de schoonzus van Jim, als ik met Gerard, Roel en Jim bij haar huis in Bali de poort uit fiets. Het is inderdaad opletten als we ons met de fiets in het overvolle verkeer van auto’s en scooters begeven, waarbij we ook nog links moeten rijden en het getoeter niet van de lucht is.
DSC01569.JPGGisteren zijn we na een vlucht van 16,5 uur aangekomen bij Ronald, de broer van Jim die hier vorig jaar is gaan wonen. Het was al donker toen we de fietsen op het vliegveld in orde hadden gebracht voor een tochtje van 15 km naar Sanur, de woonplaats van Ronald. Na een hartelijk ontvangst en de nodige uitwisselingen, (we hadden wat dingen meegenomen die hier niet te verkrijgen zijn zoals; zoute drop, boerenkaas, stroopwafels en mayonaise), was het tot in de late uurtjes erg gezellig. Na een korte nacht zitten we om 08.00 uur op de fiets om ons door het drukke verkeer te worstelen. We fietsen langs mooie tempels en huizen met talloze versieringen. Als er een auto of scooter achter je rijdt claxonneert deze 1 keer om aan te geven dat hij je wil inhalen. Wanneer hij daarna langs je rijdt duwt hij nog 2 keer op de claxon. Het teken dat je wordt ingehaald en dat je dan niet naar rechts moet komen. Kortom een getoeter van jewelste. Eigenlijk is Bali niet geschikt om te fietsen, je ziet er dan ook bijna niemand fietsen. Met bijna 5 miljoen mensen op een kluitje, is Bali overbevolkt. Na 70 km komen we in de haven om de ferry te nemen naar het eiland Lombok. De overtocht duurt 3,5 uur maar we moeten daarna nog 2 uur in de haven van Lombok wachten voordat de boot mag aanmeren. Dit komt omdat de andere ferry die op ‘zijn’ plaats ligt, nog niet vol is voor de oversteek terug. Pelan-pelan, (langzaamaan) is hier het credo. Aan dit tempo moeten we nog even wennen en dus niet zo gehaast zijn. We zijn in de tropen en zullen ons aan moeten passen. Met al dit oponthoud is het inmiddels al donker als we voet aan wal zetten. Omdat het in het donker levensgevaarlijk is om met de fiets de drukke hoofdweg te volgen voor een slaapplaats in de hoofdstad Mataram 20 km verderop, nemen we samen met de fietsen plaats in twee busjes. De jonge chauffeur van ons busje is een echte kamikazepiloot. Hij presteert het om, ondanks tegenliggers, toch in te halen en onmogelijke manoeuvres te maken. Als de tegenliggers scooters zijn, blijft hij gewoon op hun weghelft rijden, “ze moeten maar aan de kant gaan”. Als het auto’s betreft rijdt hij midden op de weg op de doorgetrokken streep waarbij hij andere auto’s afsnijdt om zich ertussen te wringen. Wij zien dit gebeuren met gekromde tenen en zweet in de handen aan. Als we bij aankomst de wielen weer in de fiets zetten blijkt dat Jim zijn fietshelm in een busje heeft laten liggen dat al weer weg is. Omdat we geen telefoonnummer van de chauffeur hebben zien we de helm dus niet meer terug.
Zondag 2 oktober: Vandaag fietsen we bijna de gehele dag langs de kust naar het 120 km verder gelegen dorpje Senaru dat aan de voet van de Rinjani ligt, de berg die we de komende dagen te voet gaan beklimmen. De route zou zo goed als vlak zijn met op het einde 600 meter klimmen, maar dat hebben we geweten. Met veel steile beklimmingen met percentages van soms meer dan 20% is het met bagage best zwaar fietsen. Als ik tijdens een stop in Tanjung even de zondagsmarkt ga bekijken is bij terugkomst Jim verdwenen. Hij is door de   combinatie van inspanning en een hitte van meer dan 35 graden, na 50 km totaal uitgewoond en is met een taxi alvast doorgereden naar Senaru onze volgende slaapplaats. We fietsen langs dorpjes met ontzettend vriendelijke mensen. Sommigen wonen in zeer oude hutjes van bamboe en bladeren.  Zeer opmerkelijk is dat oudere vrouwen, die met een hoopje stenen voor hun hutje zitten, deze stenen met een hamer klein slaan om ze geschikt te maken voor de wegenbouw. Alles wordt gedaan om enkele rupiah’s bij te verdienen. Altijd weer kijken we in lachende gezichten en de hele dag door worden we vriendelijk toegeroepen en zwaaien de mensen met “Hello Mister”.  Meer dan honderd keer per dag en soms wel tientallen keren in één dorpje. Probeer dan maar eens niets terug te zeggen tegen kinderen die met een stralende lach op een antwoord wachten, dat gaat echt niet. Er wordt hier totaal niet gefietst. Andere toeristen vervoeren zich met busjes of huren een auto en zijn dus niet te zien door de bewoners. Het laatste stuk van de route van vandaag is een vier kilometer lange grindweg met los zand en rollende zwerfkeien. Het is zo steil dat we soms moeten lopen en de fiets voor ons uit moeten duwen. Met ossen wordt hier de moddergrond voor beplanting van rijstplantjes omgeploegd. Het planten gaat zo snel dat we nauwelijks kunnen zien of de vrouwen, die met de blote voeten in het water en de modder staan, de planten aan het uitzetten of aan het uittrekken zijn. Als we eindelijk boven zijn komt Jim ons al tegemoet gelopen. We verblijven twee nachten op deze schitterende locatie dat in vijf jaar tijd door een Duits echtpaar is opgebouwd. Twee unieke hutten om te overnachten staan op palen en het zwembad waar ook vissen in zwemmen is keurig aangelegd, kortom een paradijsje. Vanuit de hut hebben we een prachtig uitzicht over de rijstvelden die trapsgewijs zijn aangelegd. Het is maandag en vandaag gaan we de Rinjani beklimmen. De top is 3700 meter hoog maar omdat we geen vijf dagen willen klimmen nemen we een tweedaagse tocht van 600 naar 2650 meter hoogte. Met de gids rijden we, zittend in de laadbak van de pick-up, naar de ingang van het regenwoud waar de beklimming begint. Onderweg halen we nog drie dragers op die ons gaan vergezellen. Omdat ze drie tenten, slaapmatten, slaapzakken, eten en drinken voor twee dagen en acht personen bij zich hebben, wordt het wel erg vol in de laadbak. Na de inschrijving bij het National Park Gunung Rinjani waar je zonder gids niet in mag gaan we op weg. De dragers lopen op teenslippers en een enkeling zelfs op blote voeten!
DSC01647.JPGZe dragen een dikke bamboestok op de schouders met aan het uiteinde twee zware manden met daarin alle benodigdheden voor twee dagen. Eerst lopen we door een bananenplantage waar nog enkele mensen in hutjes met een bladerdak wonen, daarna gaat het pad stevig omhoog. Bij post 1 begint het oerwoud. Het is een smal pad waarover we trapsgewijs naar boven lopen met ontzettend veel boomwortels waaronder het zand is weggespoeld. In geen tijd is mijn shirt dan ook drijfnat van het zweet. De gids heeft met zijn kapmes ondertussen voor elk van ons een heuse wandelstok gekapt waar we veel plezier van gaan hebben.  Bij post 2 gaan we eten. Er wordt door gids en dragers een complete Indonesische maaltijd bereidt. Een uur zijn ze op een houtvuur aan het koken en bezig met snijden van allerlei groenten en fruit, maar het resultaat mag er wezen. We trekken weer verder naar post 3 waar veel apen te zien zijn op zoek naar iets eetbaars. Bij de gids eten ze uit zijn hand. Wij wagen ons daar niet aan. Op rabiës oftewel hondsdolheid zitten we, ondanks dat we zijn ingeënt, niet te wachten. Langzaam lopen we het regenwoud uit en komen we bij de boomgrens. Was het klimmen in het woud al lastig, hier wordt het nog zwaarder. Klimmen in los zand valt niet mee. Vervolgens is het vaak op handen en voeten klauteren over de kale rotsen. Uiteindelijk bereiken we de hoogte van 2650 meter waar de tenten op een rotspunt, het enige vlakke stukje, worden opgezet. Zo’n anderhalve meter buiten onze tent gaat de afgrond honderden meters omlaag. Het wordt vannacht dus opletten als we eruit moeten. Nadat de gids en dragers de maaltijd klaar hebben is het om 18.30 uur bijna donker. We gaan meteen na het eten maar slapen, het is morgen weer vroeg dag. We zien nog wel een prachtige fonkelende sterrenhemel, werkelijk uniek. Het is goed dat we de schoenen in de tent hebben gezet omdat de apen die ik ’s nachts langs de tent hoor lopen, deze zeker hadden meegenomen. Om 05.30 uur gaan we eruit omdat we de zonsopkomst willen zien. Schitterend mooi.
DSC01687.JPGNa het ontbijt, met o.a. ananaspannenkoek, kunnen we vertrekken voor de terugtocht naar beneden. Na een pittige behoedzame afdaling waarbij we de dragers op hun teenslippers niet kunnen bijhouden, worden onze benen alsmaar stijver. Ik zie Jim als een Charlie Chaplin naar beneden waggelen, maar ook wij lopen steeds moeilijker. Alles doet zeer. Na de tocht worden we, vermoeid maar voldaan, weer in de laadbak van de pick-up teruggebracht naar onze slaaphut in Senaru.
Na twee mindere nachtrusten heb ik nu wel goed geslapen. Omdat Jim en Roel om het eiland Sumbama heen varen met een cruiseboot, en niet zoals wij dóór Sumbawa fietsen, kunnen ze hier een nacht langer verblijven. Jim vond het voor hemzelf te vermoeiend om de talloze beklimmingen in deze hitte te fietsen en Roel gaat graag snorkelen, daarom stappen Gerard en ik zonder Jim en Roel, om 08.00 uur op de fiets om de kustroute van twee dagen geleden te vervolgen. Na 3 km ontzettend zwaar klimmen vraagt Gerard of we nog goed zitten. Dan blijkt dat we een berg van 1660 meter hoogte aan het beklimmen zijn in plaats van de kustroute, dus snel terug. De overtocht met de ferry naar Sumbawa bedraagt 2 uur, daarna is het nog 20 km fietsen naar Alas voor de overnachting. Het hotel heeft een minimum aan comfort maar omdat dit het enige hotel is hebben we weinig keus. We zoeken lange tijd naar een restaurant maar steeds worden we doorverwezen naar de kraampjes langs de weg. Vanwege de hygiëne is dit niet wat we zoeken maar als we iets willen eten dan moet het maar. Omdat er geen airco of ventilator op de kamer is wordt het er zo heet dat ik de hele nacht lig te ‘zwemmen’ in bed en daardoor maar weinig slaap. De klamboe die we bij ons hebben en boven het bed is bevestigd, lijkt het nog warmer te maken. Dagelijks nemen we een tablet in dat bescherming moet bieden bij een steek van de malariamug. Om diaree te voorkomen nemen we ook onze voorzorgen. Gerard had van zijn osteopaat gehoord dat, als je 5 minuten voor het avondeten een slok whiskey neemt, je hiermee eventuele diaree kunt voorkomen omdat er bepaalde stoffen in zitten die bescherming aan maag en twaalfvingerige darm geven. Dus had Gerard, om goedkoop uit te zijn, van huis uit al een fles whiskey meegenomen die hij op Schiphol prompt moest inleveren. Eenmaal voorbij de douane weer een nieuwe fles gekocht, en nu mag de verzegelde fles wel mee. Voordat we op de fiets stappen wil de man van het hotel wel een foto van ons maken. Als hij niet goed met het toestel weet om te gaan neemt een ander het over waardoor we er nu wel helemaal opstaan, dus ook met de voeten. De route voert ons via de enige geasfalteerde doorgaande weg, langs eenvoudige dorpjes met de nodige klimmetjes. Bij wegwerkzaamheden worden we steeds door borden met de tekst “hati-hati” gewaarschuwd. Soms moeten we even wachten als ze een stuk rots naar beneden laten vallen om de weg breder te maken. Met een bulldozer wordt vervolgens het puin vanaf de weg de afgrond in geschoven. Telkens als een vrachtwagen ons tijdens een beklimming op het losse zand passeert, is het voor ons behoorlijk stof happen. Het is even na de middag als we in Sumbawa Besar aankomen. De hitte is met meer dan 35 graden enorm, vooral als je stil staat. Hier zien we voor het eerst een riksja. Natuurlijk gaan we erin zitten voor een foto. Als de kamer met airco op de eerste etage blijkt te zijn, voelen we pas hoe stijf onze beenspieren zijn van de klimtocht enkele dagen geleden. We zijn zo stijf als een plank en moeten ons met twee handen aan de leuning vasthouden om de trap af te gaan! ’S morgens bestaat het ontbijt uit een enkel kopje thee dus daar zijn we gauw klaar mee. Vannacht heeft het behoorlijk hard geregend en eenmaal op de fiets miezert het nog steeds. Dit betekent wel dat de 20 km onverharde weg is veranderd in één grote modderpoel. Omdat de ‘weg’ met regelmaat omhoogloopt en vol gaten zit, is het balanceren om fietsend overeind te blijven. In Empang is er maar één locatie om te slapen. Het is een huisje op palen met een ruimte waar twee bedden in staan. De minisalamanders kruipen, op jacht naar insecten, langs de muur omhoog. Dit schijnt geluk te brengen! De badkamer bestaat uit een hurktoilet met ernaast een betegelde bak water. Erg fris ziet het er allemaal niet uit. Douchen gebeurt dus door een plastic bakje met koud water uit de bak, over je hoofd te gooien. Het water is niet echt koud maar wel lekker verfrissend. Daarna krijgen ook de besmeurde fietsen een wasbeurt. Na vier dagen fietsen door Sumbawa komen we op zondag 9 oktober om 13.30 uur aan in de havenplaats Sape voor de oversteek naar het eiland Flores. Het is hier even in de middag bloedheet. De bedoeling was, om morgen om 08.00 uur de ferry te nemen, maar omdat deze vanmorgen wegens motorpech niet was vertrokken zal hij straks om 16.00 uur uitvaren waardoor we vandaag alsnog mee kunnen. Maar zoals alles in Indonesië wordt het veel later. Uiteindelijk vertrekt de ferry om 19.30 uur waardoor we ’s nachts om 02.30 uur in Labuan Bajo aankomen. We hadden Jim, die in deze plaats in een hotel zit, laten weten om voor ons ook een overnachting te regelen. Na bijna een uur zoeken in het donker stoppen we om aan een man de weg naar Hotel Golo Hilltop te vragen. Het is een Nederlandse man die hier woont en op zijn teenslippers een dief achterna zit.(?) We houden hem niet langer op en fietsen naar het hotel. De nachtportier weet van onze komst en wijst de weg. Het hotel is eigendom van 2 Nederlandse dames dus is het er uitermate zindelijk en hygiënisch. Na 2 uur slapen is het al volop licht, Gerard is weg en ik hoor Jim ook al praten. Ze zitten met zijn allen al aan het ontbijt dus ga ik er ook maar bij zitten.







DSC01796.JPGHet uitzicht vanuit de ontbijttafel op de eilandjes in de oceaan is uniek. Vandaag gaan we de Komodo-varanen op het eiland Rinca bekijken. Jim en Roel hebben dat gisteren met de cruiseboot al gedaan en fietsen alvast vooruit. Via het hotel huren we een motorboot met 2 bemanningsleden die ons langs talloze eilanden en zandbanken laveren, om na 2 uur varen in het haventje van het eiland Rinca aan te meren. Met de gids gaan we op zoek naar varanen. We lopen door het woud waar de temperatuur inmiddels is opgelopen naar meer dan 40 graden. Links en rechts zien we apen die ons gadeslaan maar toch uit de buurt blijven. Als we uiteindelijk varanen zien, liggen ze uitgestrekt in het hete zand. De Komodo-varanen, ’s werelds grootste en gevaarlijkste hagedis doodt zijn slachtoffers met een giftige cocktail. Deze reuzenhagedissen van 3 meter lang en een gewicht van 200 kg. leven hier, als enige plaats op de wereld, nog in het wild.
DSC01791.JPGTerug bij de uitgang zien we er juist een weglopen. Het zijn zeer gevaarlijke dieren die wel 20 km/u kunnen lopen. De gids vertelt dat ze slapende waterbuffels in de poten bijten waarna het gif het werk doet. Na drie weken is de buffel dood en gaan ze hem opeten. Veel schedels van waterbuffels hangen in de bomen. We varen weer terug en stoppen bij een onbewoond eilandje op het wit verlaten strand om te gaan snorkelen. De snorkels hebben we vanuit het hotel meegenomen om het leven onder water te gaan bekijken. Gerard en ik hebben nog nooit gesnorkeld maar als we de enorm mooie koraalriffen zien met tientallen prachtige vissen in allerlei kleuren, lijkt het wel of we in een aquarium zwemmen, schitterend. 
Om 05.00 uur staan we op, en een uurtje later zitten we op de fiets. We beginnen vandaag met een 15 km. lange klim van 1e categorie van 0 naar 978 meter, zodat we er weer snel ‘inkomen’. Omdat de scholen al vroeg beginnen vanwege de hoge temperaturen ’s middags, zien we de kinderen ’s ochtends voor 06.00 uur  al naar school lopen, sommige zelfs op blote voeten. 



DSC02022.JPGTijdens de klim begeleiden ze ons hollend met veel plezier naar boven. Als ik stop om een foto van ze te maken vinden ze dat helemaal geweldig. Jim en Roel hebben een rustdag zodat we vanaf morgen weer met ze samen fietsen. Ze slapen bij nonnen in seminarie “Santa Maria”. Als blijkt dat er in Ruteng drie seminaries met de naam “Santa Maria” bestaan is het voor ons lang zoeken tot een Australische vrouw die hier woont, ons met haar scooter voorrijdt. Na een makkelijke etappe waarvan de laatste 40 km. een schitterende afdaling is, gaan we ’s middags naar het strand. We komen langs een tent waar muziek wordt gemaakt en worden uitgenodigd om binnen te komen. Het blijkt een communiefeest te zijn en we moeten op de voorste rij plaatsnemen. Trots als ze zijn met buitenlandse gasten ontkomen we er niet aan om met de andere gasten een maaltijd te gebruiken. Het communicantje zit als een prinsesje op de grote versierde feestbank te glunderen. Als ik er een foto van maak moet ik er ook langs gaan zitten voor een foto. We nemen afscheid en lopen weer verder. Even later komen we weer langs een communiefeest en er wordt zelfs bijna gesmeekt om vooral naar binnen te komen. We spreken af, “als we terugkomen van het strand, lopen we wel even binnen”. In het haventje bij het strand wordt een vrachtwagen met zakken kapok uitgeladen voor vervoer per boot. Als Gerard ziet dat ze met 2 man een zak van 25 kg. wegbrengen om op te stapelen, doet hij wel even voor hoe je dat alleen doet. Ook Roel helpt mee maar doet het toch niet alleen. Als de vrachtwagen leeg is wordt hun een sigaret aangeboden voor bewezen diensten. Op de terugweg ontkomen we er niet aan, de man staat al te wachten om ons uit te nodigen. Ook hier moeten we op de eerste rij stoelen plaatsnemen en na de felicitaties aan het stralende communicantje, weer mee eten. Er is een beroepsorkest ingehuurd en Jim wordt omgepraat om een lied te zingen, wat hij overigens bijzonder goed doet. Het is er erg gezellig en ook wij ontkomen er niet aan om mee te dansen. Als Gerard met een Indonesische schoonheid danst maak ik er een foto van, “altijd leuk voor thuis”!  Het is al donker als we afscheid nemen, “we moeten morgen weer vroeg op”.
Vrijdag 14 oktober. We beginnen met klimmen en dalen maar na 43 km laat de routegrafiek zien dat we aan de voet staan van een 25 km. lange klim van de eerste categorie, van 0 naar 1200 meter! Met bagage best pittig. Flores is toch wel het mooiste eiland om door te fietsen. De weg loopt bijna geheel door een ondoordringbaar oerwoud met vele prachtige bomen en mooie planten. De meeste die wij kennen zijn de bananen- en kokosnootbomen. Hier steken regelmatig groepjes apen over of zitten aan de kant van de weg. In Bajawa gaan we 2 dagen logeren in Hotel Happy-Happy van een Nederlands echtpaar. Het hotel is nog maar 3 weken open en is mede opgezet om een bevriend Indonesisch echtpaar aan werk en inkomen te helpen. Omdat we een dag hebben ingelopen door de ferry naar Flores een dag eerder te nemen, hebben we vandaag een rustdag, dat wil zeggen, niet fietsen. Er wordt voor vandaag een auto met chauffeur gehuurd om ons naar enkele bezienswaardigheden te vervoeren. Toevallig wordt juist vandaag 5 km. verderop, een ceremoniefeest gevierd waarbij diverse stamhoofden met dorpsgenoten zijn uitgenodigd. Elke groep wordt met gepaste dans en in originele kledij, een voor een ontvangen. We zien dat sommige groepen een hangbuikzwijntje meebrengen om te slachten voor het feest, maar en zijn ook groepen die een levensgrote buffel als geschenk meebrengen. Wij zijn de enige westerse mensen en slaan de ceremonie vanaf de zijkant gade. Al vrij snel worden we gevraagd om erbij te komen zitten.
Daarna worden we uitgenodigd om binnen mee te komen eten. Zittend in een grote kring op de grond wordt de schaal met rijst en vlees doorgegeven. Wij moeten als eersten het eten in ontvangst nemen. Daarna krijgen we het voor elkaar om het water beleefd te weigeren omdat onze maag dat waarschijnlijk niet toestaat. (Wij drinken enkel flessenwater.) Het wordt begripvol geaccepteerd.  We wachten even later de slachtceremonie niet af en nemen afscheid. De chauffeur brengt ons met de auto midden in het oerwoud naar Wogo, een traditioneel dorp met unieke laster-vormige huizen en naar Boawae, een ander Bajawanees dorp van Nageostammen. De kegelvormige rieten dakhutten symboliseren de mannelijke en vrouwelijke geesten van de voorouders. De mensen hier weven nog op de originele manier met een weeftoestel en maken prachtige kleurrijke kleden, sarongs en shawls.  Vervolgens brengen we een bezoek aan Mengeruda een natuurlijke warmwaterbron. Als we bij de hotspring aankomen zie ik kokosnoten omlaag vallen. Er zit een man in de boom die met een kapmes de kokosnoten laat vallen. Hij komt omlaag en maakt met zijn mes een gat in de kokosnoot zodat wij er de melk uit kunnen drinken, heerlijk. Ook maakt hij van een stukje kokosnoot een schepje waardoor wij het vruchtvlees eruit kunnen eten. Het is even wennen als we de hotspring in gaan. Het water van de bron is wel heel erg warm maar even daarna voelt het zalig aan. Hotel Happy-Happy heeft geen restaurant maar voor ons maken ze een uitzondering. Als we aangeven wat we willen eten wordt het klaargemaakt. Vandaag gaan we 130 km. fietsen waarvan de meeste kilometers in de afdaling zitten.  
We stoppen regelmatig bij kraampjes langs de weg om onze watervoorraad aan te vullen en om iets fris te drinken. Ook nu denken we bij een kraampje te stoppen, maar dan blijkt er geen te zijn. Toch halen de mensen tuinstoelen voor ons tevoorschijn en als we vertrekken krijgen we ook nog een grote tros bananen mee voor onderweg.  Als we dan een foto van ze maken zijn ze helemaal trots en worden we vriendelijk uitgezwaaid. Langs de kust fietsend ontdekt Jim een restaurant. Het blijkt een prachtige locatie met tafel en stoelen onder de palmbomen op een wit verlaten strand. Wel moeten we lang wachten op het vismenu maar dat is hier met dit uitzicht geen probleem. Vanuit een drukkend en vochtig Ende beginnen we aan een geleidelijke klim van 42 km. naar het 63 km. verder gelegen Moni, waar we morgen naar de berg Kelimutu gaan. Het is dinsdag 13 september als de wekker om 04.00 uur afloopt omdat er om 04.30 uur een busje voor de deur staat om ons naar het Nationale park Kelimutu te brengen. De bedoeling is dat de chauffeur ons naar boven brengt zodat we de zon boven de Kelimutu vulkaan zien opkomen om daarna te voet weer terug naar beneden te lopen. Halverwege, bij de ingang van het park houdt de bus er mee op. De motor kookt omdat de chauffeur was vergeten de radiator bij te vullen! Dat betekent dat we te voet nog behoorlijk moeten doorlopen om op tijd boven te zijn voor de zonsopkomst. Na 4 kilometer flink bergop lopen zien we, badend in het zweet, de zon al tussen de bomen opkomen. Het vroeg opstaan is dus voor niets geweest. Nu hebben we totaal geen haast meer. Eenmaal boven op een hoogte van 1690 meter, hebben we op de vulkaan Mount Flores, een machtig uitzicht over drie kratermeren met verschillende kleuren. Twee meren zijn groen gekleurd uit de originele kleur van rood, wit en biru, het andere meer is nu zwart van kleur.  De meren wisselen na bepaalde tijd van kleur. Na enkele uren, waarbij we bezoek krijgen van apen, hebben we het wel gezien en volgt een lange afdaling. De terugweg doen we wel ‘even’ te voet. Het is inmiddels tropisch warm en aan de 15 km lange afdaling komt maar geen einde. De zon staat loodrecht boven ons te branden waardoor onze schaduw maar een heel klein rondje is. De laatste etappe van Moni naar Maumere bedraagt 90 km. Even buiten Maumere vinden we een prachtige locatie om te overnachten. Het is heerlijk zwemmen in het, met mooie bloemen en palmbomen omringd, zwembad. Vervolgens lopen we 20 meter verder en duiken in het 26 graden warme water van de oceaan. De vlucht van Maumere naar Bali heeft vertraging. We kijken er inmiddels niet meer van op, maar als we van 11.00 uur tot 17.30 uur op het bloedhete vliegveld moeten wachten voordat eindelijk het vliegtuig vertrekt, vinden we dat toch wel erg lang. Als we met een tussenlanding op OostTimor en daarna in Bali nog 20 km verkeerd fietsen omdat de GPS kaart was losgetrild, komen we om 23.30 uur bij Ronald en Paulien aan. De verhalen van het avontuur komen los dus wordt het weer laat. Jim blijft nog enkele dagen bij zijn broer en schoonzus en wij fietsen naar het vliegveld om af te reizen naar Nederland waar het nu 4 graden is. Dat wordt weer even wennen!”