‘Dromen zijn bedrog’, zong ooit iemand. Maar wat is een droom eigenlijk en wat gebeurd er? Waar komt deze onbestuurbare hersenactiviteit vandaan?
Ik probeer een tijd lang mijn dromen op te schrijven in de hoop er iets wijzer van te worden.
Waar is Wim gebleven
20 Februari 2020
Ik ben op een locatie van mijn werk, waar ik al lang niet meer geweest ben, vroeger werkte ik hier. Ik ontmoet veel mensen en iedereen informeert hoe het met me is. Ik vertel dat ik er nog een aantal zaken af te werken heb, omdat het mijn eerdere werkplek was.
Op enig moment kom ik iemand tegen die ik vaag ken. Hij stelt zich voor als de nieuwe leidinggevende. We praten wat, ik meen hem te herkennen omdat ik hem ooit een keer ontmoet heb. Hij geeft niet echt de indruk iets te weten, want hij vraagt nog veel. Het geeft mij het gevoel dat het goed is dat ik daar nu weg ben.
Een begeleidster is bezig vervoer te regelen voor 2 cliënten die bij een arts op controle moeten. Ruimhartig biedt ik aan dat ik nog wel mee kan gaan. Mij laatste klusje hier.
Omdat ze beiden een (aangepaste) fiets hebben, besluiten we op de fiets te gaan: Wim en Piet, beiden ken ik nog van jaren terug.
Het is ver fietsen, maar uiteindelijk bereiken we de stad en de arts. Omdat ik zelf ook op de fiets mee ging, verkleed ik me eerst voor we naar binnen gaan.
Als we klaar zijn en naar buiten gaan om weer terug te fietsen zit Wim al snel op zijn driewieler. Hij rijdt wat rondjes om wat te wennen. We staan in een drukke straat met veel voetgangers om ons heen, het lijkt wel spitsuur. Ik zet ook Piet op de fiets, terwijl ik mezelf begin om te kleden om op mijn sportfiets te stappen. Op het moment dat ik klaar ben en weg wil rijden zie ik Wim niet meer. Ik vraag Piet even bij mijn fiets te blijven en ga Wim zoeken. Maar er is geen zoeken aan want we bevinden ons in een drukke stad met ontzettend veel voetgangers. Ik loop enkele straten in, maar keer dan terug. Dadelijk ben ik ook Piet nog kwijt. Misschien had ik toch met de taxi moeten gaan, beide mannen hebben een pasje voor een taxi. Ik vraag Piet zijn pasje, maar hij antwoord dat hij dit kwijt is. O nee, ook dat nog.
Intussen begint de tijd te dringen. De beide mannen moeten voor het eten terug zijn en ik moet nog helemaal met de fiets naar huis, dat is 92 km.
Op straat komt een meisje naar me toe en vraagt wat er aan de hand is. Ik leg haar de situatie uit, ik overweeg nu de politie in te schakelen omdat Wim zoek is.
‘Even wachten’, zegt het meisje. Even later komt ze terug met een pasje. ‘hier kun je in ieder geval een taxi mee bellen’. O, dank je, antwoord ik.
Maar goed, Wim heb ik nog niet terug. Toch maar eerst de taxi bellen, wellicht kan die mee helpen zoeken, maar dan wordt het donker om me heen en zie ik een wekker oplichten: 05:04.
NB
In dit verhaal zitten veel herkenningspunten, zoals terug gaan naar een eerdere werkplek, de nieuwe leidinggevende die je ontmoet en met iemand naar een arts gaan. Ook met de fiets naar het werk, 92 km van je werk wonen (in mijn dienstperiode lag ik in Bergen op Zoom, 92 km van huis; de stad waar het zich afspeelde deed me daar aan denken).