‘Dromen zijn bedrog’, zong ooit iemand. Maar wat is een droom eigenlijk en wat gebeurd er? Waar komt deze onbestuurbare hersenactiviteit vandaan?
Ik probeer een tijd lang mijn dromen op te schrijven in de hoop er iets wijzer van te worden.

1 mei 2020

Midden in het bos

Ik lig op een plek in het bos, waarbij ik best veel kan zien. Aan de ene kant kan ik tussen een rij bomen door kijken en ook aan de andere kant kan ik de bosrand zien. In de verte beweegt iets, ik denk dat het een kraai is. Langs mij ligt mijn boek met aantekeningen, ik ben hier om een boek af te maken. De vorige keer ging dat best goed, op deze manier had ik voldoende inspiratie om vlot een boek vol te schrijven. Maar nu moet ik nog best veel en eigenlijk schiet het niet echt op. Ik vergelijk even hoever ik bij het vorige boek op dit tijdstip was, volgens mij had ik toen al veel meer gedaan. In de verte komen enkele mensen aangewandeld, ik blijf maar zo stil mogelijk liggen.
Even later sta ik aan de kant van de weg te wachten, ik ben iets voorbij Sjefke van den Hout en in de verte zie ik de woning van Theo. De vorige keer dat ik hier was, heb ik vanaf hier gelopen, dat ging best wel vlot. Willemien vroeg ernaar en ik vertelde dat ik iets van achter de woning van Sjefke van den Hout begonnen was. Zou ze dit gevraagd hebben met een reden? Ik kijk nog eens op mijn horloge, misschien toch maar gewoon aanlopen?
Dan zie ik ineens beweging en zie ik Willemien te voet aankomen. Ze is niet alleen, Riet is er ook bij. O, die heeft natuurlijk gehoord dat wij daarnaar toe gingen en die wilde mee?
Nog voor Willemien bij me is, begint ze al te praten. ‘Ik had van jou gehoord dat je van achter Sjefke van den Hout kon beginnen,’ begint ze. ’Toen zijn we daar maar boven op die berg begonnen.’ Ik kijk in de richting waar ze wijst en zie de hoge berg liggen. Op zich best een goed idee natuurlijk. Daar kon ze goed parkeren en het eerste stuk ging lekker bergaf. ‘Zullen we dan maar?’ zeg ik uitnodigend en ik ga ze beiden voor, op weg naar het huis van Theo, het huis dat we allen zo goed kennen over de route die we ook al duizenden keren aflegden.

Nb
In het eerste deel herken ik iets van het proces om een boek te schrijven, waar ik toevallig net op dit moment mee bezig ben. De plek waar dat gebeurd is wel bijzonder. In het tweede deel herken ik de omgeving (niet de berg) maar de verdere context is wel opmerkelijk.
In de ochtend vroeg ik me af of de twee dromen wel of niet bij elkaar hoorden?