klein Jantje zag dat het goed was
Een man als herder tussen de mensen
Kerstkrant 2004
Daar was hij dan: half zittend en half leunend op de rand van de put langs zijn huisje. Zijn hond lag uitgestrekt voor hem en als er iemand langs kwam werd hij door beiden gevolgd: De hond trok een ooglid op en spitste één oor. Jan zag iedereen komen en weer wegrijden tot je uit het zicht verdwenen was. Klein Jantje. Een man die in zijn blauwe overall gegroeid leek en met zijn lengte van een meter vijftig en zijn klompen aan, had hij altijd iets kneuterigs over zich. Zijn zwarte alpino petje glom en camoufleerde zijn ontbrekende haardos. Leunend op zijn stok bracht hij uren door, daar op de rand van de put; slechts een ronde langs zijn schapen kreeg hem van zijn plek. Een aai over de warme vacht, een keurende blik naar een opgroeiend lam: Jantje die keek en Jantje die zag dat het goed was.
Soms kom je ze tegen die mensen die iets speciaals hebben. Iemand die jaren bij jou in de straat woont of iemand die er altijd is op een bepaalde plek. Pas als de persoon er niet meer is realiseer je de leegte die hij achterliet.
Zo ook Klein Jantje ofwel Jan Meulenbroeks. Hij leefde zijn leven tussen zijn schapen aan de Franse Hoef in Bladel. Behalve zijn ‘uniform’ zoals hij zijn overall noemde, was zijn alpino petje zijn handelsmerk. Klein van stuk, een beetje mank. Zijn stok was niet alleen een steun: hij stuurde er ook zijn schapen mee aan. Zijn schapen.
Woensdag marktdag
Elke woensdagochtend was een feestdag: de Bossche markt. Om half zes in de ochtend reed hij in zijn NSU-tje naar Den Bosch maar soms ook al eerder. Dan was het 4 uur in de ochtend als hij samen met een goede kennis naar Den Bosch reed. ‘Heb ik zeker een parkeerplek want dat verre lopen…nee’.
Handel, vee, vooral schapen. De geur herkende hij al van verre; het geblèr bracht altijd iets bij hem boven. Met één blik had hij de kwaliteit al beoordeeld en de schapen die hij mee terug bracht waren altijd net een slag beter als diegenen die hij er mee naar toe gebracht had. En als dat niet zo was dan praatte hij daar net zo lang over tot je het wel moest geloven.
Zo was hij op de Bossche markt op zoek naar een schapenbok. Hij had er twee langs elkaar zien staan, wat hij enthousiast aan Toon ging vertellen die hem gezelschap hield. ‘Nee niet doen want een eind verder ligt een veel mooiere en ook nog voor minder geld, zei Toon. ‘Ja maar ik heb deze al zo goed als gekocht’. Tja, dat moeten we dan wel oplossen’ zei Toon.
Jantje ging terug met de smoes ‘ik zie ervan af want mijn vrouw was ’t er niet mee eens’.
Iedereen kende Jantje als vrijgezel. Men kon het van hem hebben als van geen ander want Jantje had toch iets speciaals over zich.
Toen Jan een keer nieuw bloed in zijn schaapskudde wou ging hij met een kennis op zoek naar een nieuwe bok. In het dorpje Neerkant kwamen ze bij een boer: ’we zoeken een goeie bok, het liefst een met papieren,’ zei Jan die er inmiddels van overtuigd was dat het vooral om de kwaliteit ging. De boer had er vier staan en Jan kon de beste uit zoeken, wat hij dan ook deed. Omdat ze er niet op gerekend hadden al zo snel te slagen hadden ze geen aanhanger meegenomen. ‘Dan maar gewoon in de kofferbak’ zei Jantje, en zo gebeurde het.
Toen het volgende voorjaar de lammetjes geboren moesten worden, had hij een vreemd gevoel over zich. Een opgewonden spanning, slapen ging zelfs moeizaam. Uiteindelijk zette hij zijn goeie stoel tussen de schapen en toen hij de volgende ochtend wakker werd was dat door het zachte mekkeren van vier kleine lammetjes. Het goede nieuws belde hij meteen aan zijn grootste vrienden door, zoals aan zijn neef Arnold. ‘Ik kan d’n bok nu al kennen in de kleintjes’ zei Jantje trots. Niemand had er zijn schaapjes zo lief als klein Jantje.
Bas
Toen Jan zijn oude fokshondje het leven liet gaf dat een groot gemis. Gelukkig voor hem duurde het niet lang of hij vond een nieuwe. ‘Wat ik nou gevonden heb… een echte schapendrijver’. De boarder collie die hij ergens uit de nest gekocht had bleek echter niet zo’n held tussen zijn schapen. Sterker nog: de hond was als de dood voor de dieren in de kudde. Niet verwonderlijk overigens want de bok die er net op dat moment bij liep was er een van het vervelende soort: die had zelfs Jantje al enkele keren omgelegd. Uiteindelijk liet hij de hond op advies van een vriend elke nacht in een afgezette ruimte tussen de schapen slapen. Van toen af aan ging het beter en was Bas zijn grote vriend. Van schapen drijven moest Bas echter niet al te veel hebben: hij dolde het liefst op zijn eigen manier met ze.
Boeren gezin
Jan Meulenbroeks was de op een na jongste uit een gezin van vijf kinderen. Als boerenzoon kreeg hij zijn deel van ouder’s boerderij en in een hoek van een oude schuur had hij zijn eigen woonplekje gemaakt. Zijn moeder woonde nog lang bij hem maar eenmaal alleen vond hij het ook best. Behalve de zorg voor enkele koeien die hij nog een tijd had, later alleen zijn schapen en zijn hond, gebeurde er niet veel. Een huishoudster kreeg hij bij toeval toen iemand kwam kijken of zijn gordijnen al zelf rechtop konden staan.
Als Jantje vroeger naar de kerk ging, liep hij de drie kilometer te voet. Meestal op zijn klompen, in de winter plakte de sneeuw aan zijn klompen. Nee fietsen niet want de kans dat zijn fiets aan de kerk gestolen kon worden was hem te groot. Nee, alleen als hij mocht gaan stemmen, dan kwam zijn fiets voor de dag. Eénmaal ging hij vanuit Bladel met de bus: toen hij gekeurd moest worden voor de militaire dienst.
Hé moe Jantje is al terug
Toen hij opstond en vertrok was het nog donker. Moeder had hem een pakje boterhammen meegegeven dat hij in een tasje meedroeg. Zijn oudere broer was met ‘onmisbaar op het bedrijf’ de dans van de dienstplicht ontsprongen maar Jantje stond er op te kijken. Een nieuw uniform; een man! Een half uur voordat de bus kwam stond hij al bij de halte en toen Bladel achter hem weggleed kraaide de eerste haan.
Het geklep van de klompen ging zachtjes aan. Twaalf uur in de middag. ‘He moe, Jantje komt er al weer aan….’
‘Ik ben nog twee keer terug naar binnen geweest’ stamelde hij.
De meetlat was onverbiddelijk geweest.
Ploegen als de beste
Een warm mens ging schuil in deze kleine man die het leven altijd van een zonnige kant bekeek. Een dikke sigaar in zijn korte knuisten kon hij meer dan waarderen tot een kennis overleed aan een longaandoening: toen was het gedaan met het roken. Op de kaartavond kon hij zijn collega boeren altijd laten genieten van de verhalen achter de ploeg. Als kereltje van veertien met een groot paard het land op en ploegen. Niemand kon een rechtere voor leggen als klein Jantje! En wat kon hij er over praten. Over de manier waarop de trekpaarden naar hem luisterden. Als hij een knol had die niet parreerde voor de ploeg, zette hij er gewoon een ander meer ervaren paard langs. ‘Nou moet hij wel trekken want anders trekt d’n andere zunne nek er af,’ zei Jantje.
Over andere dingen was hij minder spraakzaam. Vrouwen? ‘Och, er zijn er nog meer als kerktorens. Of over zijn vóórkomen. ‘Engelse ziekte...’ En dan was het even stil. “ja ja ’t is nie anders” .
Als iemand iets voor hem gedaan had wou hij dat graag laten blijken. In alle eenvoud was een goede dienst een sigaar waarde maar wou hij zijn dank extra laten blijken dan kwam er ene bloempot voor de dag met een zelfgekweekt stekje erin. En altijd waren er wel mensen waar hij dankbaar voor was. De huishoudsters waar hij alle vertrouwen in had maar vooral zijn neef Arnold. Toen deze door een ongeval het leven liet kwam zijn geloof in Petrus even in het gedrang en werd het de kleine man even te machtig!
Schapen tellen
Klein Jantje telt nu al voor het zesde jaar de schaapjes voor Petrus zijn hemelpoort. Het stekkie waar hij woonde staat er nog onveranderd op de Franse Hoef: als een monument ter nagedachtenis aan deze kleine man. De hardboard platen zitten er nog steeds op dezelfde muur gespijkerd en tafel met twee stoelen staan er als wachten ze op zijn terugkeer.
Zijn hond Bas is hem kort na zijn dood gevolgd: zonder zijn baas was er enkel eenzaamheid en via de wielen van een voertuig kwam hij toch weer bij Jantje terecht.
Klein Jantje. Als je aan hem denkt zie je hem nog temidden van zijn schapen. Doordat hij maar net boven de kudde uit kwam leek hij een speciale band met hen te hebben.
Klein Jantje, voor eeuwig herder….