Jan Baselmans schreef boek in zijn oude schuur
Jezelf ontwikkelen tot… ja tot hoe ver?’
Trompetter de Kempen december 2009
Bladel – Als je afdelingen van bedrijven mee sluit en de werknemers komen op straat maak je weinig vrienden. Kun je dan komen tot zelfverwerkelijking of blijft er niet meer over dan frustratie?
Jan Baselmans (63) kan zeggen dat hij zich ontwikkelde van ambachtsschool medewerker in een fabriek tot directeur/manager van een onderneming. Het leverde hem behalve veel promotie ook dubbele gevoelens op omdat hij hiermee ook in de wereld van bedrijfssluitingen terecht kwam. Een wereld met promotie en ontslagen die kei en keihard is. ‘Je bereikt daarbij niet het beoogde doel door tegelijk vrienden te maken,’ is zijn stelregel. Het hield hem zodanig bezig dat hij er een boek over schreef, een boek waarin hij kijkt naar de grenzen die hij tegen kwam. ‘Vaak moesten we over grenzen heen. Grenzen van het menselijke. Als ik de fabriek binnen stapte en rondkeek naar al die huisvaders die voor hun gezin de kost stonden te verdienen en na mijn ingrijpen werkloos thuis kwamen te zitten. Nee, dan moet je daar niet te lang over nadenken anders wordt je helemaal gek.’
Aan de rondweg in Bladel staat al vele jaren een heel bijzonder gebouwtje. De oude <I>poterbewaarplaats<I>. Het gebouw heeft muren van bijna een meter dik en op de decimeters dikke deur zit isolerende kurk. Het gebouw deed tientallen jaren dienst als opslagplaats voor de te poten aardappelen. De Bladelse boeren hadden hier een plek waar hun poters ongeschonden de winter doorkwamen zodat ze in het voorjaar de grond in konden.
Vijftien jaar denken
Het gebouwtje verloor zijn functie in de begin jaren tachtig en kwam uiteindelijk in handen van Jan Baselmans. Hij stalde er zijn vee en gebruikte het als opslag voor hooi en stro. In deze entourage, tussen de kippen en een oude ladder, zette hij zijn stoel neer en ging nadenken. Vijftien jaar lang. Hij hing een groot vel papier op en schreef er kreten op die hem invielen. Uiteindelijk leidde het tot een manuscript dat met behulp van een goede vriend aan het papier toevertrouwd werd.
Binnenkort komt zijn boek echt uit: <I>Van zelfverwerkelijking tot frustratie<I>.
Maar hoe komt een gewone Bladelse man tot het schrijven van een boek?
Als vijfde van de tien kinderen van de slager Jan Baselmans waren er maar twee mogelijkheden: of je ging vanaf je veertiende werken, werken en nog eens werken of je ging leren als pater, priester of missionaris. Jan was de enige in het gezin die voor dat laatste koos, vanaf de vijfde klas stapte hij al het kloosterleven in. Het waren de Tilburgse broeder Penitenten die hem wisten te strikken.
“Tot aan die tijd was ik al vaak met mijn vader op stap geweest die bij de boeren huisslachtingen verzorgde. Overdag ging vader werken bij de gemeente om ‘s avonds het echte werk te doen: het slachten bij de boeren aan huis. Ik moest mee om de afgeschraapte varkensharen te verzamelen. Als ik ze allemaal bij elkaar had werden ze in het voorjaar verkocht om er borstels van te maken. Achteraf zijn het dit soort dingen die je vormen, merkte ik.’
Toch bleek de missie niet zijn ding te zijn. Hij werd stil, kwam in een identiteitscrisis en twijfelde. Wie ben ik, wat wil ik.
‘Vader zag het, ook al werd er thuis nauwelijks over gesproken. Er kwam familieberaad. De enige broeder in de familie zou nog uit gaan treden ook. Uiteindelijk sprak vader de beslissende woorden. Jongen als je het niet wil moet je het niet doen. Het zijn deze woorden die me altijd bij gebleven zijn.’
Keurslijf
‘Ja, je leert op deze manier wat werken is. Plichtsbesef en discipline kregen wij van thuis uit wel bijgebracht,’ zegt hij als hij nog één keer terug keert naar de oude poterbewaarplaats.
Hij zet daar de stoel weer op de plaats waar hij zo vaak zat. Nadenkend. Terugblikkend. Altijd weer een volgende ingreep in de onderneming waarvoor hij werkte. ‘Het was een internationaal bedrijf, Bladel was slechts een van de acht plaatsen in Europa waar we zaten. Sluitingen in Engeland, Ierland, Duitsland, Belgie, Frankrijk en waar al niet meer. Uiteindelijk bleef Bladel over en toen moest daar ook gesnoeid worden. De strategie was steeds dezelfde, je moest zo lang mogelijk je mond houden. Als de werknemers in de gaten kregen wat hen boven het hoofd hing stopte de productie per direct en keerden alle krachten zich tegen je. In feite is het een duister spel dat we opgelegd kregen om te spelen. Uiteindelijk ontwikkelde ik hierin wel mijn eigen strategie door toch zoveel mogelijk met de mensen rekening te houden. Het gevolg was dat het me enorm uitputte. Elk jaar was ik ziek in de vakantieperiode. Als de ontspanning kwam ging ik onderuit. Ik wist dat ik er uiteindelijk iets mee moest doen’
Als Jan Baselmans aan die tijd terug denkt komt de emotie makkelijk boven. Het is een periode in zijn leven die hij afsloot door te stoppen met werken maar echt afsluiten kan hij het nooit, zo voorziet hij. Door het schrijven van zijn boek hoopt hij het allemaal een plekje te kunnen geven.
Boek
’Ik zit op een stoel in een donkere ruimte met enkel de stilte om mij heen. Een pak hooi schreeuwt tegen mij, de ogen van de pony kijken mij vragend aan. Op de ladder klimt niemand naar boven. Ik zie voorvallen voorbij komen. De man die nu plaatwerker is in de fabriek zit morgen thuis bij zijn vrouw en kinderen. Geen brood meer op de plank voor de Ierse magazijnmedewerker,of de Duitse monteur. Ik moet hier de mensen informeren, hoe reageerden ze ook al weer?’
Elke kreet die in hem opkwam noteerde hij op een geel plakbriefje. Hij hing witte vellenpapier op die vol kwamen met de plakbriefjes, het werd de kern van het manuscript voor zijn boek. Hij groepeerde de briefjes weer tot verhalen, het werden er honderd in totaal. Een collega adviseerde hem om het te groeperen en te digitaliseren. Uiteindelijk kon hij op deze manier zijn eigen <I>veranderingsstrategie<I> beschrijven. Een reorganisatiemodel op zijn <I>Jan Baselmans<I>.
Toch kwam het boek er nog niet zonder slag of stoot want wat bleef was de twijfel. ‘Op een gegeven moment had ik alle manuscripten weggegooid. Ik twijfelde en wilde er ineens van af zijn. Korte tijd later had ik er al weer spijt van en begon alles opnieuw te beschrijven. Ik moest dat wel doen vanuit mijn herinnering want de originele aantekeningen lagen toen echt in de prullenbak.
Nadat hij alles gereed had stuurde hij het nieuwe manuscript naar een uitgever die het voor hem uit wil gaan brengen. Een kennis van hem verzorgt de opmaak van het boek dat een formaat van 125x 200 mm heeft. Begin december was de eerste proefdruk klaar, in januari hoopt hij het bij de regionale boekhandels te hebben liggen.
Frustratie
Jan Baselmans. Als hij in de kerkbanken het Gregoriaans gezang hoort kan hij nog alles mee zingen als herinnering aan zijn broedertijd. De man die als plaatwerker begon en als directeur eindigde, een man die arbeid en plichtsbesef van huis uit mee kreeg. Het boek <I>van zelfverwerkelijking tot frustratie<I> is zijn eerste boek en zoals hij er nu tegenaan kijkt ook zijn laatste. Het schrijven kostte hem dertien jaar van zijn leven.
Als het verhaal geschreven is en het boek ligt in de boekhandel heeft hij weer tijd om terug te gaan naar de oude stal. Dan zal hij de stoel weer opzoeken en tussen zijn beestjes gaan zitten. Het stof dat opdwarrelt en in het schijnsel van de zonnestralen door het raam neerdwarrelt. Hij zal er naar kijken met een gevoel van opluchting. Uiteindelijk werd het geen frustratie voor hem omdat hij alles van zich af kon schrijven.