Kerkje na 124 jaar weer terug
ED november 2012
Hulsel – Ook Hulsel, de kleinst zaligheid in de Kempen, ontkomt niet aan de kerkenstorm die door de Nederlandse kerkprovincie gaat. De plaatselijke kerk uit 1889 staat op de nominatie om gesloten te worden. De dorpelingen kwamen zelf met een opmerkelijk initiatief: ze willen het gebouw dat in 1888 afbrandde weer terug uit de vergetelheid halen. Met de steun van een stukje IDOP subsidie worden de fundamenten opnieuw aangelegd en komen de contouren van het gebouw herkenbaar terug.
De oorzaak van de kerkbrand in 1888 is nooit opgehelderd. Het moeten die 'bandieten' uit Lage Mierde zijn geweest. Getuigen waren er niet en omdat het net met de Hulselse kermis gebeurde, werd er naar de buren gewezen die eerder op de avond al goed ‘ingenomen’ hadden. Tegelijk met de kerk gingen ook het hele archief en de klokken in de vuurzee verloren.
Precies honderdvierentwintig jaar gebeurde er niets. Struiken overwoekerden de restanten en Hulsel ging honderd meter verder met een nieuwe kerk verder. Wat toen nog niet te voorzien was dat in weer een nieuwe eeuw de ontkerkelijking hard toe zou slaan. Op het moment dat de deur van de nieuwe kerk gaat dicht, komen de fundamenten van de oude kerk terug.
Opgerolde mouwen en bezweette gezichten. De gedeeltelijke herbouw van de oude Hulselse kerk is een stukje onvervalst handwerk. “Ongeveer net zoals het honderden jaren terug ook ging,” legt Mari de Jong uit.
Met het IDOP als motor en een historische kerkroute door de 4 dorpen als toeristische speerpunt, worden de fundamenten van de in 1888 afgebrande Hulselse kerk weer opnieuw aangelegd. In het Hulselse ‘park,’ een klein stukje aanplant tussen Clemensdreef en Smeelakker, lagen de restanten van de afgebrande kerk 124 jaar onder een laag aarde verborgen. Bomen en struiken overwoekerden de ruïne die niet meer zichtbaar was. Af en toe troffen spelende kinderen nog een stukje van het oude bouwwerk of omliggende kerkhof aan.
Mari de Jong, die in 2000 voor Heemkunde de Mierden al het verhaal van de ouder kerk uitdiepte, heeft wel een beeld hoe de kerk eruit zag.
“De oorsprong gaat terug naar het einde van de achtste eeuw, toen er een eerste kapel stond. Aanvankelijk een houten, later een stenen gebouwtje. Eind veertiende eeuw kun je spreken van een echte kerk. Die brandde in totaal drie maal af, voor zover we weten, voor het laatst in 1888. Na die brand werd er niet meer op deze plaats herbouwd. De kerk was in het midden zes bij acht meter en de spits zo’n twintig meter hoog.”
Wie met Mari de Jong praat over geschiedenis, wordt al snel meegevoerd naar de middeleeuwen. De tijd van de vrede van Munster in 1648, toen de protestanten het voor het zeggen kregen en katholieken in dorpjes als Hulsel naar een schuurkerk verwezen werden. Pas rond 1820 konden de inwoners hun kerkje weer gaan gebruiken. Willem Verhees maakte er rond 1830 een tekening van, nu het enige ankerpunt voor de Jong en zijn klussers.
“We begonnen met kijken wat we precies terug wilden zien. Met de fundamenten, hier en daar speels opgebouwd, kunnen passanten weer iets van de geschiedenis terug zien.”
Na een lange voorbereiding konden vanaf de zomer de mouwen opgerold worden. De plaatselijke klussers die zich aanmeldden kregen ieder de taak waar ze goed in zijn. Henk en Jos Maas maken de cement en smeren de stenen aan, Toon Antonis metselt enkele oude tegeltjes in de vloer. Frank Perry is met zijn bouwkundige ervaring de man van de berekeningen, Koos Timmermans had nog veel materialen uit zijn voormalige bouwbedrijf. Rien van Eekert harkt onwillige bladeren weg en Juliet van der Heijden ondersteund met tal van hand en spandiensten. Ze brengt de koffie, maakt de notulen van de vergaderingen en wat al niet meer.
“Op 1 januari moet het gereed zijn,” zegt De Jong als de klussers even uitrusten.
”We gaan dat makkelijk halen. Er komt nog een informatiepaneel en een tafel met bank bij, dan zijn we compleet.”