Zonder reuzenstappen op de hoogste berg.
Op familiefeestjes vertellen we altijd aan elkaar wat ons bezig houdt. Waar leef je voor, wat is belangrijk in het leven en wat heb je nog op je bucketlist. Toen mijn zwager Wil van der Linden over zijn bezoek aan het weeshuis vertelde waar zijn dochter, mijn nichtje Kris, vrijwilligerswerk had gedaan, wilde ik er meer over weten. Gaandeweg groeide het verlangen om ook daadwerkelijk iets te doen en toen het erop aan kwam stak ik mijn hand op. Ik wilde niet onder doen voor mijn drie zwagers en besloot mee te gaan naar Afrika. Kilimanjaro here we come…. Terug in Nederland een terugblik.
‘Ik voel me moe, zo ontzettend moe. Weer terug in Nederland zijn de herinneringen nog vers. Als ik mijn ogen sluit, dan zie ik ons vieren stapje voor stapje verder gaan. Het gaat niet harder dan 1 kmh, aan de kleine draagzak op mijn rug kan het niet liggen. Ik zuig mijn longen vol maar nog heb ik niet voldoende zuurstof. Thuis, terug in Nederland, herstelt dat gevoel zich maar erg langzaam. Ik weet niet of het komt doordat we onze grens te boven zijn gegaan of is het gewoon acclimatiseren waar ik meer tijd voor moet nemen?
In de voorbereiding van de tocht naar de 5895 meter hoge berg, heb ik het nodige gedaan om conditie te kweken. Wekelijks zwemmen bijvoorbeeld en af en toe wandelen. Bij het begin van de tocht kijk ik mijn ogen uit naar het landschap waar we doorheen lopen. In het begin zien we veel apen in het oerwoud, daarna wordt de begroeiing schaarser en uiteindelijk is het helemaal kaal om ons heen. De temperatuur van 25 graden boven nul zakt in enkele dagen tot min 15. Een verschil van ruim veertig graden! Daarbij komt dat de gevoelstemperatuur nog lager ligt door de wind, de regen en de sneeuw. Het geeft een speciaal gevoel als we op dag twee het wolkendek dat rond de berg hangt, passeren. Hoe verder we de berg op komen, hoe meer de zware inspanning zich laat voelen. Na elke wandeletappe voel ik mijn spieren en waar ik verwacht bij te rusten in het tentje, lijkt het of ik steeds vermoeider wordt. Op zo’n moment kan ik niet meer aan het weeshuis denken: dat is dan ver weg. Ik zie dat ik niet de enige ben die het zwaar heeft, ook Hein moet diep gaan. Ik wil me zeker niet laten kennen en bijt op mijn tanden: die top wil ik per sé halen. Als we op de zesde dag het laatste deel naar de top lopen en daar de zonsopgang zien, weet ik: hier deed ik het voor.
Vanaf dat moment kon ik ook weer over de grens van de vermoeidheid heen kijken. Met elke stap naar beneden kwam het weeshuis ook letterlijk een stukje dichterbij. Terug naar beneden zie ik de verschillende landschappen weer aan me voorbij trekken, nu in omgekeerde volgorde.
De dag na de afdaling brengen we een bezoek aan Arusha national park. Ik kijk er mijn ogen uit naar de weelderige plantengroei de vele apen tussen de bomen.
De dag daarna, de laatste dan van ons verblijf daar, is er het bezoek aan het weeshuis. Vanaf het moment dat we de kinderen zien, wordt ik gefascineerd door hun discipline. We krijgen een enorm warm onthaal en weten ineens weer waarom we dit deden: om deze kinderen op weg te helpen naar een beter leven.