Geu Meulenbroeks brengt <I>Onze tijd in de Oost<I> uit.

Indië ervaring komen weer boven
 
Hilverbode januari 2008
Hooge Mierde – Sumatra -. Tweeëntachtig jaar is hij nu. Het haar grijs maar zijn ogen zijn scherp en zien nog alles om hem heen gebeuren. ‘Als je ooit zo’n periode mee hebt gemaakt dat je elke seconde van de dag alert moest zijn blijf je dat altijd een beetje. Toen we terug keerden van Indië waren we als halve wilden’.
Na negenenvijftig jaar met het dagboek onder zijn kussen geslapen te hebben brengt Geu Meulenbroeks zijn herinneringen in een boek uit. Zijn kinderen en vooral kleinkinderen hielpen hem om het verhaal uit zijn dagboek uit te typen. Een handzaam boek van zo’n 160 pagina’s met vijftig foto’s is het resultaat.
 
 
:Hij was de zesde van zeven kinderen van een boerengezin uit Hooge Mierde. Vanaf zijn vijftiende jaar maakte hij de oorlog bewust mee en toen hij zich zeven jaar later moest melden om voor <I>zijn nummer<I> op te komen sprong hij niet bepaald een gat in de lucht. Kort na zijn opkomst was hij al samen met 2300 anderen op het schip <I>De Volendam<I> op weg naar Indië. Nog op de boot maakte hij kennis met de andere Nederlandse dialecten, tot dan toe had hij alleen het Hooge Mierds gehoord.
 
Aan de ringworm
 
Geu kwam in Nederlands Indië terecht op Sumatra waar hij ingedeeld werd bij de stoottroepen. Hij moest er verkenningen uitvoeren en patrouilles lopen. Tweeënhalf jaar lang voelde hij zich bespied. Af en toe knalde er een schot tussen de takken door en zakte er weer eentje uit de groep in elkaar. ‘Je had elkaar enorm nodig en leerde elkaar daardoor erg goed kennen. Alles deelden we met elkaar, het contrast was groot toen we weer terug keerden. De mensen uit onze familie en woonomgeving hadden geen enkel idee wat daar gebeurd was. Er werd verwacht dat we ons hier weer meteen aanpasten en er was geen tijd om je verhaal te doen.’
Net als zovele anderen zweeg Geu Meulenbroeks ruim dertig jaar over de politionele acties en zijn rol daarin. In de begin jaren tachtig bracht zijn dorpsgenoot John Meulenbroeks de veteranen bij elkaar en toen kwamen voorzichtig de eerste verhalen los. De ontberingen die ze er mee hadden gemaakt, ziektes die ze opliepen. ‘Op een gegeven moment liepen we allemaal met ringwormen. Wisten wij veel, we waren nergens op voorbereid’.
Nadat Hilvarenbekenaar Willem van Breen zijn oorlogsherinneringen aan het papier toevertrouwde, durfde Geu daar ook voorzichtig aan te denken. Toch zou het nog een aantal jaren duren voor het zover was.
 
Patrouilles
 
’Soms waren we dagen achtereen op pad. Sluipen door de bush, kruipend in de lianen. Doorweekt van het zweet, vermoeid tot op het bot. Als we dan weer terug waren en op onze brits onder de klamboe lagen was er altijd nog even mijn dagboek waar ik de ervaringen van de voorgaande dagen noteerde’.
Het zijn deze ervaringen die de basis voor het boek zijn geworden. Puur zoals het was, niet geromantiseerd maar ook nergens omheen draaiend.
Zondag 13 januari wordt om 13.00 uur het boek <I>Onze tijd in de Oost<I> opgedragen aan alle gesneuvelde Indiëgangers. De rijen van deze veteranen zijn inmiddels uitgedund maar met zijn boek hoopt Meulenbroeks de herinneringen levend te houden.
Het boek <I>Onze tijd in de Oost<I> is voor 10 euro te koop in museum <I>De Bewogen Jaren<I> te Hooge Mierde. Het museum is elke namiddag open.
 
Foto: Geu Meulenbroeks bij zijn oorlogsherinneringen