Fons Coppens de man van de Molen
In Reusel werd onlangs de molen gesloopt. Het markante bouwwerk stond vanaf 1881 in de straat die naar het bouwwerk vernoemd werd: de Molenstraat. ‘Het zal nu wel Molenweg worden,” grapt Fons Coppens (76).Met zijn markante snor is Fons Coppens een opmerkelijke bewoner aan de Molenstraat. Maar het woord markant is van meerdere kanten op hem van toepassing. Zo is hij al twee jaar de Koning van het Jorisgilde in Reusel, richtte hij eigenhandig een biljartclub op die domicilie vond in een van zijn eigen panden. Hij was jarenlang dé molenaar van Reusel, richtte een winkel in diervoerders op en startte een eigen taxibedrijf met de naam – hoe kan het ook anders- Coppens-De Mulder.
‘Het molenaarsgeslacht van de familie Coppens gaat al vele jaren terug,’ zegt Fons. Mijn grootvader Alphons kreeg het door van zijn vader Antonie. Mijn vader heette ook Toon en mijn zoon heb ik met de naam Fons weer in diezelfde lijn gebracht.’Fons weet zich nog te herinneren dat de familiemolen aan de Molenstraat op de wind draaide, om het graan van de boeren te malen. “Mijn herinneringen gaan terug naar het einde van de oorlog,” zegt hij er over. “Het was een tijd dat er nog veel met zware jute zakken gesjouwd werd. Zwaar werk, de mulder werd nooit ontzien.
Maar voordat Fons zelf molenaar werd, was er al veel gebeurd in zijn jonge leven. Op school was hij gevormd door de fraters, die elke ochtend de kaart aftekenden van het kerkbezoek. ‘Zes keer in de week naar de kerk was geen uitzondering,’ weet hij nog te herinneren. ‘Maar als ik samen met mijn broer Adrie in de kerkbanken zat, hadden we thuis al wel een kwartje verdiend door vijf zakken graan te malen”.
Fons had vier broers en 1 zus en doordat hij de oudste was, leek het logisch dat hij de opvolger van zijn vader zou worden. Dat gebeurde ook en nadat hij in 1965 de molen van zijn vader overnam, zette hij ook het beroep van molenaar voort. Hij besefte dat het zwaar werk was, ook al werd dat eind jaren zestig al makkelijker door de invoer van een diesel en later een elektro motor.
“Het was een tijd dat het graan in korenschoven bijeen kwam om daarna met de combine gedorsen te worden. Aan de ene kant kwam er stro en kaf uit de machine en aan de andere kant het graan. De boeren wilden dat het liefst in grote jute zakken bijeen hebben, dat was voor hen het goedkoopst want de jutezakken waren herbruikbaar. Voor de mulder was dat minder want in die jutezakken ging wel tot 100 kilo graan. Dat was amper te tillen. Behalve rogge verbouwden de boeren gerst, haver en millet. De zakken graan werden veelal met paard en kar naar de molen gebracht, vanaf de jaren zeventig steeds meer met de tractor. Reusel kende in die tijd nog veel veeboeren: en elke veeboer had graan nodig om zijn dieren te voederen.
Fons pakte het na zijn overname goed aan en kocht een graandroger om het proces te versnellen. Helaas voor hem daalde daarna de graanproductie in de Kempen. De snijmais kwam op en de boeren kozen voor andere producten. Zo daalde in enkele jaren tijd het aanbod om te malen met wel 90 %.
De Molenstraat leidde in die periode nog rechtstreeks naar het Reuselse buitengebied. Fons maakte niet alleen de ontwikkeling van de Molen mee, maar ook van de Molenstraat. Door uitbreiding van Reusel werd de Molenstraat ingebouwd door andere wijken. “Het karakter van de mens veranderde niet, maar wel het karakter van de weg,” weet Fons daarover.
Door het terug lopende graanaanbod besloot Fons een andere weg in te slaan en hij kocht een Bladels taxibedrijf op. Zijn vier kinderen hadden ook interesse om mee in het bedrijf te komen. “Auto rijden vond ik altijd het mooiste wat er is,” zegt hij. Het kost hem dan ook weinig moeite om toe te geven hoe mooi het is om van je hobby je beroep te maken. Omdat hij toch nog voldoende ruimte had bij de molen, startte hij er ook een dierenspeciaalzaak, maar dat bleek uiteindelijk geen lang leven beschoren. Wat wel langer duurde was een andere hobby van Fons: het motor rijden. Hij is eigenaar van maar liefst zeven motoren, voor het merendeel klassieke modellen. Zijn trots is de Harley met zijspan. “Enkele keren per jaar rijd ik een tour met gehandicapten, “legt hij uit. “Die jongens en meisjes vinden het schitterend om in de zijspan te zitten. Uiteraard passen we dan de snelheid aan. Als je dan het glunderende gezicht van zo’n persoon ziet, dan weet je dat je zoiets nooit voor niets doet.”
Het tekent de mens Fons Coppens.Een Reuselse man, die voor hard werken nooit aan de kant ging. Maar ook een man die maar wat graag iets voor een ander doet.In 2002 had hij het plan opgevat om de molen te verbouwen en erin te gaan wonen. Zijn toenmalige vrouw wou er graag kleine horeca in beginnen, maar toen overleed zij plots. Het is een van de donkerste hoofdstukken in zijn leven. Gelukkig voor hem kwam er daarna nog een nieuwe liefde in zijn leven. Samen met haar maakt hij ook graag uitstapjes met de auto of de motor.
Maar Fons weet dat de tijd niet stil staat. Hij woont nog steeds in de Molenstraat, tegenover de plaats waar onlangs de molen verdween. Een van de veranderingen in deze moderne tijd is dat er appartementen worden gebouwd, waardoor zelfs de oude molen moest wijken. De laatste jaren stond er alleen nog maar een romp, de wieken waren jaren geleden al van het gebouw gehaald. Als hij naar de ruimte kijkt, dan denkt hij aan de mooie tijden van weleer. Hoe zijn vader de zware zakken rogge uitschudde en hoe hij met zijn broers de wieken los zetten zodat de wind ze kon laten draaien. Of later als hij met de taxi reed en gasten naar een feestje mocht brengen. Als het zijn laatste rit was gebeurde het vaak genoeg dat hij zelf ook op het feestje bleef plakken.
Een ander feestje dat hij nog vrij recent vierde, was het Koningschap van het Reuselse Jorisgilde. Eigenhandig schoot hij met de flobert de laatste koningsvogel doormidden, waardoor hij zich nu nog een jaar Koning mag noemen.
Koning Fons. Op het zilveren Koningschild dat hij liet maken, staan de molen en zijn motor afgebeeld. Het zijn twee dingen die kleur aan zijn leven gaven.
Wat hem ook zin gaf, was het biljarten. Nadat enkele van zijn panden aan de Molenstraat leeg kwamen te staan, bouwde hij ze om tot biljartzaal. Mannen als Raymond Keulenmans speelden er nog hun wedstrijden op een van de wedstrijd biljarts. “Ja, het leven heeft veel te bieden,” zegt Fons. “Steeds kwamen er weer nieuwe dingen op mijn pad, wie weet wat er in dit leven van mij nog meer komt….”
Minder goed te spreken is hij over de sloop van de molen, in de zomer van dit jaar. “Het was algemeen bekend dat er uilen hielden in de molen, maar degenen die daar een onderzoek naar deed is niets bij mij komen vragen. Hadden ze dat wel gedaan dan had ik ze haarfijn uit kunnen leggen dat de uilen een nest hadden tussen twee ijzeren balken, en niet in de uilenkast die er hing. Nadat de molen gesloopt was, hebben we nog dode jonge uilen gevonden en buren hebben de ouders nog dagenlang rond zien vliegen.