Rampspoed en ellende onder oude ruïne
Erfenis Clara Rozijn weinig benijdenswaardig
kerstkrant 2004
Soms kom je ze tegen: huizen waar de rozen bloeien en waar alle voorspoed tot leven komt.
Het tegendeel komt ook voor: plaatsen waar de brandnetels nog verwelken en waar rampspoed de hoofdmoot is. Zo ook het oude boerderijtje aan de Neterselsedijk in Lage Mierde waar niemand een lang leven beschoren was. De laatste bewoner was Clara Rozijn en ook al leek het geluk haar wel toe te lachen toen ze een complete boerderij erfde van haar oom: het lachen verging haar toen de hele boerderij instortte. Clara woonde daarna nog jaren in een schuurtje tussen de puinhopen en haar erfgenamen dachten aan herbouw van het pand. De lokale overheid steekt daar nu een stokje voor waardoor verder leed bespaard blijft. Daarmee kan tweehonderd jaar ellende afgesloten worden al weet je maar nooit omdat de stenen van de boerderij er nog liggen. De ruïne die er al vele jaren ligt benadrukt nog steeds de sfeer van alle ellende die zich daar afspeelde…..
Lage Mierde.-De oude put staat onopvallend tussen het opgeschoten gras; een afhangende tak schuurt zacht kreunend over een deur van het laatste gebouwtje. Een witte ijzeren po op een granieten aanrecht: de laatste sporen van de bewoners. Op enkele meters afstand is de doorgaande weg naar Netersel, de auto’s razen onopvallend voorbij: dit is geen plek waar je lang stil moet blijven staan.
Historie
De geschiedenis van de boerderij gaat terug naar het begin van de negentiende eeuw toen Adriana Panenborg (geboren in 1777) de bewoonster was van het boerderijtje. Ze woonde er samen met haar knechten Norbertus en Marinus van de Sande uit Hilvarenbeek. Toen Adriana op 79-jarige leeftijd overleed, vertrokken ook de knechten.
Ramspoed
Vanaf 1862 slaat het noodlot toe aan de Neterselsedijk. Gerrit Vromans, een plaatselijk metselaar heeft het boerderijtje gekocht om er zijn gezin in onder te brengen. Hij krijgt samen met zijn vrouw zeven kinderen maar daar overlijden er in korte tijd drie aan een besmettelijke kinderziekte! Gerrit en zijn vrouw blijven gebroken achter, het verlies van hun kinderen tekent hen in hun verdere leven.
Een van Vromans kinderen die wel blijft leven is zijn dochter Johanna. Zij huwt met Antonius van de Sande en betrekt samen met hem de boerderij. Ondanks dat het geluk hen toe lijkt te lachen in hun eerste huwelijksjaren, blijft hun wiegje akelig leeg: kinderen werden er uit dit huwelijk niet geboren tot hun grote verdriet.
Om toch wat leven in de brouwerij te krijgen besloten de Vromansen enkele kostgangers in huis te nemen. Ook kwam er een nicht als hulpje in huis. Maar Johanna mocht niet lang genieten van het leven om haar heen want ze overleed op vrij jonge leeftijd. Antonius blijft alleen achter, en om zijn verdriet te vergeten sluit hij al spoedig vriendschap met Johanna de Laat. Het huwelijk van Antonius van de Sande en zijn tweede vrouw Johanna de Laat zou het begin zijn van een nieuwe donkere periode.
Zuigeling
Al geruime tijd hadden ze er naar uitgezien om leven te zien in het kleine wiegje dat leeg stond sinds de geboorte van hun eerste kind. Elke avond gingen Antonius en zijn vrouw even kijken: Johanna streek dan haar schort strak en soms zagen ze haar buik bewegen. Op de dag dat het kleine kindje geboren werd was er echter weinig reden tot vrolijkheid want de moeder overleefde het kraambed niet. Het dochtertje dat zij baarde zag nog het levenslicht maar binnen een jaar was ook zij begraven.
Toen Antonius enkele jaren daarna(1921) ook overleed, bleef de eerste dochter Catharina (toen 9 jaar) als enig kind over. Alleen in het boerderijtje waar al zoveel gebeurd was, was geen optie en ze werd onder gebracht bij familie in Reusel.
Toen het huis in 1925 verkocht werd aan Hendrik Steenbreker brak een nieuw hoofdstuk aan in de geschiedenis van de boerenhoeve. Het huis bleef echter een slechte invloed uitoefenen op zijn bewoners want ook Hendrik, een degelijke boer van Gelderse afkomst, was geen lang leven beschoren: nog in hetzelfde jaar dat hij er kwam wonen stierf hij al. Ook zijn vrouw Sibilla leefde slechts vier jaar in het huis voordat ze er overleed. Hun zoon Jan (geboren in 1884) werd daardoor de enige bewoner.
Jan nam het leven aan de Neterselsedijk zoals het kwam. Vanachter de ramen aan de voorzijde zag hij de boerenkarren voorbij komen en het vee in de stal rammelde aan de ketting. Het vergde hem niet al te veel moeite om zijn twee koeien te melken maar toch voelde hij een leegte.
Bezoek
Hij was het die zijn nichtje Clara Rozijn op jonge leeftijd vanuit Westelbeers naar Lage Mierde haalde om aan de rampspoed aan de Neterselsdijk een einde te maken. Clara was een opgeruimde jonge meid en ze weidde zich met overgave aan haar taken op de boerderij. Behalve poetsen en koken was ze ook niet vies van het werk in de stal en op het land. Maar toen haar moeder overleed was ze weer thuis in Westelbeers nodig.
Ook toen enkele jaren later haar enige zus Agnes trouwde en haar vader met haar drie broers achterbleef lagen er weer zorgende taken voor haar.
Toen Clara in 1950 na een onderbreking van enkele jaren weer in Lage Mierde terug keerde was alles nog net zoals toen ze het achter gelaten had. Haar oom Jan Steenbreker molk er elke ochtend en avond zijn twee koeien, er werd wat gezaaid en geoogst en verder was het een tijd van ijver en vlijt. Tot ook de rampspoed niet aan de deur van Jan Steenbreker voorbij ging. Hij was al wat ouder en had al langer klachten aan zijn been. Toen de artsen ‘koudvuur’ constateerden was er slechts één oplossing mogelijk: zijn been moest geamputeerd worden. Voor Clara maakte dat het leven niet eenvoudiger: Nog meer als voorheen kwam het werk op de boerderij op haar neer. Was het daarom dat zij weinig tijd over had voor de andere dingen in het leven?
Clara, die net als Jan Steenbreker van Gelderse komaf was, had de eerste tijd in Lage Mierde erg moeten wennen aan dat kleine boerderijtje, ver weg van haar eigen haard. Ze sloeg zich er echter doorheen en vond haar draai aan de Neterselsedijk. De buurtgenoten waar ze contacten mee had en de vrouwenorganisatie waar ze lid van was. Maar bovenal was daar haar familie die ze zeker niet vergeten was. Regelmatig ondernam ze met haar solex de reis naar de boerderij van haar broer en de contacten met haar neven en nichten waren warm en dierbaar: het was zoals Clara zelf ook was. Hartelijk, eenvoudig maar wel voorzichtig. Van vreemden aan de deur moest ze niets hebben: liever nog schermde ze zichzelf af van die buitenwereld. Toen haar oom Jan overleed brak er voor haar een moeilijke periode aan.
Vallende stenen en bruine bladeren
Het was eind jaren zestig en Clara was een tijdje opgenomen in het ziekenhuis. Toen ze weer terug in lage Mierde kwam leken alle boze geesten tegen haar opgestaan: ze trof haar huisje gedeeltelijk ingevallen aan. Clara zat er echter niet mee en nam het zoals het was: ze trok zich terug in dat gedeelten van het huis dat nog overeind stond. Toen er na een volgende storm nog meer muren omvielen werd haar wereldje nog een stuk kleiner, tot er uiteindelijk alleen de <I>goot<I> (bijkeukentje) nog stond. Om toch nog droog te kunnen zitten en slapen zette ze haar bed in het kleine kippenhok aan de achterzijde van het huis. In een aanbouwtje aan dat hok werd een toilet geplaatst: voor water werd er een beroep op de grote put achter het huis gedaan.
De jaren verstreken verder en regen en wind kregen steeds meer vrij spel tussen de restanten van het huis. Het kleine optrekje waar ze nog een tiental jaren woonde maakte haar zeker niet eenzaam: ze ontving er familie en vrienden uit de buurt. Af en toe maakte ze zelfs een reisje: als diepgelovige kwam ze tot in Lourdes en zelfs Rome. Ook in de plaatselijke kerk was ze wekelijks een vaste bezoeker en iedereen die haar herinnert denkt aan haar terug als een opgeruimde vrouw.
Maar niets kon verhinderen dat haar wereldje kleiner werd. Wars van materialisme bleef ze in eenvoud wonen op haar eigen ‘landgoed’.
Dat muren bijna letterlijk op haar af kwamen leek haar nauwelijks te deren, opgeruimd als ze altijd was.
Op 75-jarige leeftijd had Clara in toenemende mate verzorging nodig en verbleef ze nog enige tijd in een verpleegtehuis voor ze in 1993 overleed.
Met het overlijden van de laatste bewoner van Neterselsedijk 15 eindigde een periode die alles bij elkaar niet vrolijk te noemen is. Toch leken de individuele bewoners daar nooit zo’n last van gehad te hebben, ook al liep het vaak niet goed met hen af. Een schijnbare tegenstelling die moeilijk te verklaren is: had dit te maken met het huis, met de grond of met de donkere waterput? Of was het altijd puur toeval wat er gebeurde.
Feit is dat Clara Rozijn dit geheim mee in het graf nam. Binnenkort zullen de laatste restanten van de boerderij opgeruimd worden en zullen ook de laatste sporen geschiedenis worden. Eén muur wist tot nu toe alle storm en regen te overleven: misschien ligt daar wel het geheim van deze boerderij.
De rest van de ruïne verpulverde en verzandde. Brandnetels en ander struikgewas nam bezit van de ruimte waar ooit een boerderijtje stond. Klein en eenvoudig: de bomen voor de boerderij staan er nog als twee laatste wachtposten. Op wacht voor Clara en alle anderen die daar een stukje geschiedenis nalieten…..